Baha'i geschiedenis Nederland
Zoals in andere Europese landen was het een aanslag op het leven van de shah van Perzië die het Bahá’í-geloof in 1852 voor de eerste maal onder de aandacht bracht van een breed publiek. Veel meer dan dat die aanslag het werk was van ‘dwepers’ die een ‘ergerlijk materialisme’ beleden en ‘de islamitische wet verwierpen’, kwam de geïnteresseerde krantenlezer echter niet te weten. Daarvoor waren de Nederlands-Perzische contacten in die dagen te minimaal. Pas na de opening van het Suezkanaal (1869) werden de politieke en handelsrelaties tussen de beide landen, die ruim honderd jaar eerder waren verbroken, weer hersteld. En het waren daarom Rotterdamse zakenlieden die als eersten in contact kwamen met bahá’ís.
De Nederlands-Perzische handel bleef echter gering van omvang en in het begin van de 20ste eeuw kwam die zelfs geheel tot stilstand. Hoewel de meesten van de circa 100 Nederlanders die in die periode voor enige tijd in Perzië verbleven van het Bahá’í-geloof hadden gehoord, sloot niet één van hen zich bij de Bahá’í-gemeenschap aan. De culturele kloof tussen Oost en West was daarvoor klaarblijkelijk te breed. Pas in het kielzog van de Theosofische Vereniging met haar kosmopolitische visie op het verschijnsel godsdienst kreeg het Bahá’í-geloof in 1913 zijn eerste Nederlandse aanhangers. Ook de komst in 1920 van twee Perzische bahá’ís naar Den Haag om daar aan de Centrale Organisatie voor een Duurzame Vrede de Bahá’í-visie op het bereiken en bewaren van wereldvrede over te brengen, zorgde voor een toename in de bekendheid met deze nieuwe godsdienst. Een handjevol Nederlanders noemde zich in die dagen ‘bahá’í’.
Een nationale Bahá’í-gemeenschap ontstond pas na de Tweede Wereldoorlog toen Noord-Amerikaanse bahá’ís de taak op zich namen om de godsdienst ook in Europa te vestigen. In Nederland werden de activiteiten aanvankelijk geconcentreerd op Amsterdam en in 1948 kon er in die stad een zogenoemde ‘geestelijke raad’ worden geformeerd. Van een autonome Bahá’í-gemeenschap zou echter pas sprake zijn wanneer er ook op nationaal niveau zo’n raad zou kunnen worden gekozen. Daarvoor waren (zo meende men) tenminste nog acht andere lokale raden nodig. Mede doordat een dertigtal Iraanse gelovigen zich in ons land vestigde was het in 1962 zover: een slechts 136 leden tellende geloofsgemeenschap koos dat jaar voor de eerste maal haar nationale bestuur en verankerde zich daarmee in de Nederlandse samenleving.
Bron - Jelle de Vries: The Babi Question You Mentioned ... ; The Origins of the Bahá’í Community of the Netherlands, 1844-1962. - Leuven 2002
Hollandse helden & memorabele momenten
Bahá’u’lláh
1819
In de woelige jaren na de Franse Revolutie (1789) achten velen de wederkomst van Christus nabij; zo ook bijvoorbeeld Hendrik Hentzepeter. Tussen 1819 en zijn dood in 1845 verwerft deze meertalige inwonend-conciërge van het Koninklijk Kabinet van Schilderijen (Mauritshuis) internationale bekendheid met een twintigtal brochures over het onderwerp.
1845
Op 15 december, nog geen twee jaar nadat Siyyid ‘Alí-Muhammad Zich aan Zijn eerste discipel bekend had gemaakt als de Báb, verschijnt er op de voorpagina van een Nederlandse krant een bericht uit Perzië over de vorming van een ‘nieuwe secte’ en de eerste gewelddadige reactie daarop.
1851
In februari is het einde van het beleg van Zanján, Perzië (mei - december 1850) aanleiding voor de eerste vermelding van ‘de secte der Babis’ in een Nederlands dagblad.
1852
In oktober bereikt het nieuws over een aanslag op het leven van de jonge Násirí’d-Dín Sháh (15 augustus) en de daaropvolgende vergeldingsmaatregelen de nationale en regionale pers in Nederland. Daarmee wordt voor het eerst in bredere kring de aandacht gevestigd op de bábís en hun ideëen.
Lees: Aanslag op de Shah
1873
Jonkheer Tinco Lycklama à Nijeholt uit Beesterzwaag in Friesland publiceert een uitvoerig verslag (in het Frans) van zijn vierjarige reis door het Midden-Oosten (1865-1868). Hij bespreekt daarin ook het ‘Babisme’ en baseert zich daarbij op het werk van de Franse diplomaat Joseph Arthur Graaf van Gobineau.
1874
Op de algemene vergadering van het Aardrijkskundig Genootschap in de Yachtclub te Rotterdam wordt in aanwezigheid van prins Hendrik de Zeevaarder, Lycklama’s reis door Perzië (1866) besproken. De Báb wordt getypeerd als een ‘soort van wijsgeer’ die ‘een zuivering van zeden, inzonderheid onder de mollahs beoogd’ en streeft naar ‘afschaffing der veelwijverij’.
1879
De Rotterdamse broers Johan en Bernard Collignon werken als handelsagent in Isfahan. Johan probeert tevergeefs de levens te redden van twee Perzische bahá’í handelsrelaties, de broers Siyyid Muhammad-Hasan en Siyyid Muhammad-Husayn.
1885
Onder het wakend oog van koloniale autoriteiten introduceren Jamál Effendi en Siyyid Mustafa Rumi het Bahá’í-geloof in Nederlands-Indië (Indonesië). Vooral de vorstin en prinsgemaal van het Leenvorstendom Boné op Celebes (nu Sulawesi) tonen grote interesse.
1890
Het Maçonniek Weekblad plaatst een vertaling van een artikel uit haar Franse broeder-tijdschrift Chaine d’Union (Keten van Eenheid) getiteld ‘De Babis van Perzië’ om in vier afleveringen duidelijk te maken dat, in tegenstelling tot wat sommigen blijkbaar menen, het ‘Babisme’ geen vorm van Vrijmetselarij is.
1890
De nieuwe Nederlandse Consul-Generaal in Teheran, de Amsterdammer Frits Knobel, hoort via Johan Collignon en Cornelis Prins over bahá’í vervolgingen in Isfahan en Yazd. Hij komt met succes voor hen op bij de Perzische overheid.
1891
Tijdens een inspectie-reis langs de vestigingen van zijn Perzische Handelsvereniging maakt de Rotterdamse ondernemer Albert Hotz in Shiraz een foto van bahá’ís.
Lees: Een bijzondere foto
1891
De Schiedammer Cornelis Prins is er in Yazd getuige van hoe bahá’ís op last van de geestelijkheid worden geëxecuteerd. Hij voorziet de weduwen en wezen van geld en levensmiddelen. Zijn naastenliefde wordt genoemd door Bahá’u’lláh.
1893
Jan de Goeje, hoogleraar Arabisch en Oosterse talen aan de Leidse universiteit, publiceert een uitvoerig wetenschappelijk artikel over de ‘De Bâbîs’ in De Gids. Daarbij baseert hij zich grotendeels op het werk van zijn Britse collega Browne. De Goeje noemt ‘Behâo’llâh’ en maakt als eerste een onderscheid tussen ‘bâbî’s’ en ‘behâ’îs’.
1895
De weekbladen De Heraut en De Gereformeerde Kerk wijden een artikel aan ‘Het Babisme’ gebaseerd op informatie van de Amerikaanse zendeling John Shedd. ‘Sedert 1850 pogen Christelijke zendelingen van de Babistische beweging gebruik te maken om ingang te vinden bij het volk, doch tot hiertoe zonder enig gevolg.’
1896
Als op 1 mei Násiri’d-Dín Sháh wordt vermoord door een pan-islamist, krijgt het Babisme opnieuw veel aandacht in de dagbladen. Via ingezonden brieven weerspreekt de Britse oriëntalist prof. Edward Browne (foto 1919) dat bábí’s achter de moord zouden zitten.
1896
In de periode mei-september krijgt de moord op Násiri’d-Dín Sháh ook in de dagbladen van Nederlands-Indië relatief veel aandacht. De ‘sekte der Babis’ komt daarbij voor het eerst ter sprake, maar de geboden informatie is veelal summier en weinig nauwkeurig. (foto: zetterij Bataviaasch Nieuwsblad 1895)
1897
De Rotterdammer Henri Dunlop doneert zijn verzameling Bahá’í heilige teksten aan de Leidse Universiteits Bibliotheek. Hij was een paar jaar handelsagent van de firma Hotz in Shiraz en kende enkele familieleden van de Báb persoonlijk.
1898
Op grond van Britse berichten melden meerdere Nederlandse kranten hoe opgehitste theologie studenten in Mashhad (in Noordoost-Perzië) om godsdienstige redenen een ‘babist’ (Hájí Muhammad-i-Turk) in het openbaar hebben vermoord en daarna zijn lichaam hebben verbrand.
1899
In een uitvoerig artikel over ‘Het Evangelie in Perzië’ in het weekblad Het Oosten wordt gesproken over ‘de steeds toenemende en reeds honderdduizenden tellende secte der Babi-Bahai’.
1903
Op basis van berichten in The Times melden dagbladen dat er in juni in Yazd een ‘oproer moet zijn uitgebroken tegen de sekte der Babi. Het volk plunderde de huizen en vermoordde vele sekte-leden.’ Regeringstroepen grepen niet in. De benaming ‘baha’i’ en ‘bahaisme’ worden dan nog niet gebruikt. (Algemeen Handelsblad 31 juli 1903)
1905
De Amsterdamse journalist en schrijver Maurits Wagenvoort is in het voorjaar meerdere malen te gast bij bahá’ís in Teheran, Káshán en Abádih. Hij schrijft daarover in zijn journaal, kranten-feuilleton en boek Van Madrid naar Teheran (1907). Wagenvoort spreekt van ‘Behaïsme’ en ‘Behaï-godsdienst’.
Bekijk: Wagenvoort in kleur
1907
Henri van Ginkel is oprichter van de Theosofische Uitgeversmaatschappij te Amsterdam. Tussen 1907 en 1920 zal hij meerdere artikelen en brochures over het ‘Bahaïsme’ uitgeven.
1909
In Theosophia, het maandblad van de Theosofische Vereniging, attendeert Marie C. Denier van der Gon haar circa 1.200 mede-theosofen (in twee afleveringen) voor het eerst op het ‘Babisme en Behaïsme’.
1909
Vanuit Parijs meldt een particuliere correspondent in het katholieke dagblad De Tijd van 15 april dat het ‘Béhaïsme, een nieuw mode-godsdienstje van Perzische oorsprong’, daar nu en vogue is. (foto: bahá’ís in Parijs c.1902)
1910
Gertrude Buikema, de in Chicago geboren dochter van Groningse immigranten, was in 1899 in haar geboorteplaats bahá’í geworden. Na terugkeer van een pelgrimsreis, richt zij samen met Albert Windust het eerste (maandelijkse) Bahá’í-tijdschrift op: Star of the West.
1911
De bekende arts en feminist Aletta Jacobs maakt een wereldreis om vrouwenrechten te promoten. In Caïro ontmoet zij bahá’ís. Zij doet daarvan verslag in De Telegraaf en in haar boek Reisbrieven uit Afrika en Azië.
1913
De Britse bahá’í Daniël Jenkyn bezoekt in een weekend in oktober zijn correspondentie-vrienden in Nederland, waaronder het echtpaar Enzlin in Blaricum, om met hen over het Bahá’í-geloof te spreken. Hij is de eerste bahá’í die naar Nederland komt.
1913
Mede n.a.v. het bezoek van Jenkyn laten George en Anna Enzlin, eigenaars van een sportbeschuitfabriek annex lunchroom in Blaricum, op hun identiteitskaart in het bevolkingsregister de aanduiding ‘Theosofische Vereniging’ vervangen door ‘Baha’i Beweging’. Zij zijn de eerste Nederlanders die zich bahá’í noemen. Met hulp van zijn dorpsgenoot en mede-theosoof Henri van Ginkel, geeft George Enzlin de eerste Nederlandstalige brochure over de ‘Bahai Beweging’ uit.
1914
De Vereniging voor Vrouwenkiesrecht, met Dr. Aletta Jacobs als voorzitter, voert in de zaterdag-editie van het Amersfoortsch Dagblad ‘De Eemlander’ campagne met een citaat van ‘Abdu’l-Bahá. Vanaf 1919 zal er in Nederland algemeen kiesrecht gelden.
1917
Anna Kerdijk, een theosoof uit Amsterdam, vertaalt voor Van Ginkel het Amerikaanse boekje The Bahai Movement naar het Nederlands en geeft in december in de Haarlemse Vrijmetselaarsloge Vicit Vim Virtus (Moed heeft geweld overwonnen) een lezing ‘met belangstellende dames’ getiteld: ‘Bahaïsme, een universele godsdienst’.
1920
Ahmad Yazdání (links) en ‘Alí-Muhammad Ibn-i-Asdaq (rechts) overhandigen in mei in Den Haag ‘Abdu’l-Bahá’s Tafel van de Vrede aan het Uitvoerend Comité van de Centrale Organisatie voor een Duurzame Vrede. Aansluitend geeft Yazdání op verschillende plaatsen in het Esperanto lezingen over het geloof. De dagbladen spreken van ‘Bahaïsme’.
1920
De prominente Haagse esperantisten Jan en Julia Isbrücker zijn ruim twee maanden lang de belangrijkste gidsen en tolken voor de twee gedelegeerden die ‘Abdu’l-Bahá’s Tafel van de Vrede in Den Haag bezorgen. (foto: Julia 1923 en Jan 1929)
1920
Jacob Bruijn oprichter van de Algemene Haagse Arbeiders-Esperantisten Club (man met baard voor de vrouw in de witte jurk) nodigt Ahmad Yazdání uit voor een spreekbeurt en spoort zijn mede-esperantisten elders in het land aan om deze samideano (geestverwant) ook in hun midden te ontvangen.
1920
Op het terrein van de Haarlemse Watertoren spreekt Ahmad Yazdání voor zo’n honderd leden van de Rein Leven Beweging. De oprichters daarvan, Truus en Lodewijk van Mierop, zijn daarbij ook aanwezig en doen verslag in hun blad Levenskracht.
1921
De Rotterdammer Jo Goudsmit was als een der eerste Nederlandse zionisten naar Palestina geëmigreerd. Zij werkt als correspondent voor de Nieuwe Rotterdamse Courant en interviewt ‘Abdu’l-Bahá in Haifa en Tiberias. ‘Abdu’l-Bahá: ‘Wees ervan overtuigd dat in de toekomst dit artikel van groot belang zal zijn.’
1923
Vanuit Duitsland vestigen zich enkele bahá’ís in Nederland. Käthe Braun (foto 1930 links) en Mimi Renwanz (rechts) gaan in Haarlem werken als dienstbode. Het echtpaar Epple verhuist naar Brummen (Gld).
1925
Esperantist Julia Isbrücker, voormalig tolk en gids van Ahmad Yazdání, plaatst een bericht over Shoghi Effendi en de positie van bahá’í vrouwen in Perzië in het Maandblad van de Nederlandsche Vereniging van Staatsburgeressen, en geeft in het Zuid-Hollandsch Koffiehuis in Den Haag een lezing over het ‘Bahaïsme’.
1926
De Amerikaanse journalist Martha Root logeert in het voorjaar in Vegetarisch Hotel-Restaurant ‘Pomona’ te Den Haag en bezorgt ‘Abdu’l-Bahá’s Tafel van de Vrede en Esslemont’s Bahá’u’lláh and the New Era bij Paleis Noordeinde, de residentie van koningin Wilhelmina.
1926
George Nypels, reiscorrespondent van het Algemeen Handelsblad bezoekt Akka en Haifa en publiceert uitvoerig ‘Abdu’l-Bahá’s voorspelling over de ontwikkeling van het gebied. ‘De berg Karmel zelf zal van den top tot den voet gedompeld worden in een zee van licht.’
1927
De New Yorker Leonora Holsapple, de eerste bahá’í die zich in Brazilië had gevestigd, maakt een lezingen-tour langs de oostkust van Zuid-Amerika. In de Loge Concordia in Paramaribo spreekt zij over de bahá’í-idealen. De kranten doen verslag.
1928
Op 1 augustus is er voor het eerst een bahá’í te beluisteren op de Nederlandse radio: Muhammad Rawhání uit Rasht (Perzië). Hij is een van de sprekers op de door Julia Isbrücker georganiseerde internationale conferentie ‘Vrede door Recht’ te Den Haag. (foto: Lidia Zamenhof, Muhammad Rawhání, en Martha Root, Antwerpen 1928)
1931
Het Indisch Maçonniek Tijdschrift publiceert in oktober een uitvoerige, accurate en neutrale beschrijving van de geschiedenis en visie van ‘De Baha’i-Beweging’ geschreven door de in Batavia (Jakarta) wonende Rotterdammer Jacob N. de Jel. Er zijn in Nederlands-Indië dan c. 1.300 vrijmetselaars, georganiseerd in 22 loges.
1932
Op direct verzoek van de Behoeder komt de Amerikaanse Louise Drake Wright naar Amsterdam om er de Bahá’í zaak te propageren. In 1933 en 1934 zal zij nogmaals enkele maanden in Den Haag verblijven. Zij bezorgt bahá’í boeken bij diverse bibliotheken en spreekt met meer dan 100 mensen over het geloof; maar de taal is een grote barrière.
1933
Het in Bremen (Duitsland) wonende Duits-Amerikaanse echtpaar Max en Inez Greeven publiceert in Rotterdam Dr. Esslemont's boek Bahá’u’lláh en het Nieuwe Tijdperk, een introductieboek over het geloof. Zij worden daarbij geholpen door hun Nederlandse vriend Jaap Liebau.
Lees: John Esslemont
1933
Op verzoek van de Greevens vertaalt de Rotterdammer Jaap Liebau, een kapitein bij de Holland-Amerika Lijn die het Bahá’í-geloof in 1917 in New York had leren kennen, het boek Bahá’u’lláh en het Nieuwe Tijdperk. Liebau schakelt daarvoor een professionele vertaler in, de vrouw van een mede-vrijmetselaar.
1934
De feminist Welmoet Wijnaendts Francken - Dyserinck is een grote steun voor Louise Drake Wright. Naar aanleiding van een bezoek aan Chicago publiceert zij een artikel over ‘Wat is Baha’i?’ met een afbeelding van ‘de Bahá'í-tempel te Wilmette’ in het tijdschrift Wereldkroniek.
1935
Tijdens zijn reizen tussen Rotterdam en New York vertaalt Jaap Liebau Bahá’u’lláh’s De Verborgen Woorden. Het boekje wordt bij Nijgh & van Ditmar uitgegeven in een oplage van 1.000 stuks.
Lees: De Verborgen Woorden
1937
Arnold van Ogtrop, danser bij het Kurt Jooss Ballet, wordt in Dartington Hall in Engeland (via Mark Tobey) bahá’í. Na de oorlog zal hij een belangrijke rol spelen in de opbouw van de Nederlandse Bahá’í-gemeenschap.
1937
Jos en Magreet Tijssen waren in 1921 tijdens de Bahá’í zomerschool in Esslingen bahá’í geworden. Als hun oudste zoon Rainer zich bij de Hitlerjugend moet aansluiten verhuizen zij van Birkazh (bij Stuttgart) naar Soest.
1937
Met toestemming van de Behoeder vertaalt Jaap Liebau Bahá’u’lláh’s Het Boek van Zekerheid. In november verschijnt het werk, inclusief verklarende woordenlijst, bij Nijgh & van Ditmar in Rotterdam. Na de oorlog zal Liebau officieel lid worden van de Bahá’í-gemeenschap.
1938
De Amerikaans-Franse bahá’í Laura Dreyfus-Barney leidt in maart, in hotel De Twee Steden aan het Buitenhof te Den Haag, een openbare studie-conferentie van het Internationale Comité voor Vrede en Ontwapening der Internationale Vrouwen-verenigingen. Dreyfus-Barney is de samensteller van het boek Some Answered Questions.
Lees: Laura Barney in Akka
1946
De zussen Rita van Bleyswijk Sombeek (links) en Jetty Straub (rechts) zijn in de Verenigde Staten bahá’í geworden. Zij komen in oktober als eerste pioniers aan in Nederland en maken een nieuwe vertaling van Bahá’u’lláh en het Nieuwe Tijdperk. In het midden van de foto staat Edna True.
1947
Charlotte Stirrat uit Texas komt in maart als bahá’í-pionier naar Amsterdam. Zij zal een grote rol spelen in de vorming van de eerste plaatselijke geestelijke raad, en in november 1948 naar Portugal verhuizen. In brieven aan haar zus doet zij uitvoerig verslag.
1948
In Amsterdam kan de eerste plaatselijke geestelijke raad worden geformeerd. Drie van haar leden hebben de Amerikaanse nationaliteit.
1950
Jeanne Kranen had bahá’ís leren kennen in Teheran waar zij werkzaam was als gouvernante in het gezin van de Nederlandse ambassadeur. Terug in Den Haag verklaart zij zich bahá’í. In 1954 zal Kranen naar Cyprus verhuizen en daar een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van de lokale Bahá’í-gemeenschap.
1951
Op verzoek van de Behoeder organiseert het (Amerikaanse) European Teaching Committee voor de vierde keer een Bahá’í European Teaching Conference. In september komen in Scheveningen 140 vertegenwoordigers uit 22 landen bijeen. Naast openbare bijeenkomsten in Den Haag en Amsterdam is er een uitstapje naar het Vredespaleis en een rondvaart door de grachten.
1951
De Amerikaanse bahá’í-pionier Eleanor Hollibaugh bezoekt een van de door koningin Juliana georganiseerde Oude Loo conferenties en spreekt daar o.a. met de Amerikaanse (vroegere) first lady Eleanor Roosevelt over het geloof - die blijkt het al te kennen.
1952
In Den Haag wordt de tweede plaatselijke geestelijke raad gekozen. Twee van haar leden komen uit voormalig Nederlands-Indië.
1952
Het European Teaching Committee organiseert, via een nieuw regionaal comité, in Brussel de eerste (jaarlijkse) Benelux Conferentie. De driedaagse conferentie is tweetalig. Hand-van-de-Zaak Zikrullah Khadem brengt een boodschap van de Behoeder en nieuws over Haifa en Perzië.
1952
In een streven om zijn bedrijf na de oorlog weer rendabel te maken durft Jonkheer Robert de Brauw, directeur van de N.V. Faïence- en Tegelfabriek Westraven te Utrecht, het aan om 12.000 daktegels met goudglazuur voor het Mausoleum van de Báb te ontwikkelen en te produceren. Ook de olijfgroene daktegels van het archiefgebouw (1956) zullen onder zijn leiding worden gemaakt.
1952
Karel Bazuine jr., werkzaam bij de Faïence- en Tegelfabriek Westraven te Utrecht, ontwikkelt het procédé om de keramische daktegels voor het Mausoleum van de Báb in Haifa van een laag goudglazuur te voorzien.
1953
Elly en Lex Meerburg vestigen zich als eerste bahá’ís in Nederlands Nieuw-Guinea (nu Irian Jaya). Hun namen staan vermeld op de ‘Erelijst van Ridders van Bahá’u’lláh’ die in 1992 bij de toegangsdeur tot het graf van Bahá’u’lláh zal worden geplaatst.
1953
Geertrui Ankersmit uit Nijmegen werd in 1951 in Brighton bahá’í. Zij gaat als eerste (thuisfront-pionier) naar Texel en opent daarmee het ‘maagdelijke territorium’ van de Waddeneilanden. Hiervoor wordt zij later tot ‘Ridder van Bahá’u’lláh’ benoemd. Ankersmit kan niet op haar post blijven. In 1955 verruilt zij Texel voor Luxemburg.
1953
De in Nederlands-Indië geboren psycholoog Robert Wolff (hij had het geloof leren kennen via Jetty Straub) vestigt zich, samen met zijn Amerikaanse echtgenoot Elinor Gregory, als eerste bahá’ís in Suriname. Beiden worden hiervoor benoemd tot ‘Ridder van Bahá’u’lláh’.
Bezoek: bahai.sr
1953
Het voormalige lid van de Nationale Geestelijke Raad van de Verenigde Staten de jurist Matthew W. Bullock vestigt zich op Curacao en wordt daarmee ‘Knight of Bahá’u’lláh’ voor de Nederlandse Antillen. In 1960 verhuist hij naar Jamaica.
1954
De Brabander Wim Grosfeld maakt als enige Nederlander deel uit van de eerste plaatselijke geestelijke raad van Jakarta (voormalig Batavia). Grosfeld had het Bahá’í-geloof in 1925 in Port Saïd leren kennen en daarna de Behoeder ontmoet in Haifa.
1954
De Behoeder roept voor elk der vijf continenten een ‘Hulpraad’ (Auxiliary Board) in het leven. Zij worden benoemd door de Handen-van-de-Zaak en fungeren als hun assistenten en afgevaardigden (foto: drie Handen-van-de-Zaak en een deel van de Europese Hulpraad okt. 1954).
1955
De landelijke krant Algemeen Handelsblad publiceert vanaf maart een reeks wekelijkse artikelen over ‘geestelijke stromingen in Nederland’. In de editie van zaterdag 30 april komt ook het Bahá’í-geloof aan bod. De serie slaat aan en wordt in november in boekvorm uitgeven onder de titel: Vijftien Ontmoetingen.
Lees: Vijftien Ontmoetingen
1955
Met financiële hulp van de Amerikaanse Hand-van-de-Zaak Amelia Collins wordt in augustus in Den Haag het pand voor het toekomstige Nationaal Bahá’í Centrum verkregen.
1956
Tijdens de vijfde Bahá’í Benelux Conferentie, die dat jaar in Den Haag plaatsvindt, wordt op zondag 20 mei het Nationaal Bahá’í Centrum officieel geopend.
1957
In het Bahá’í Centrum te Brussel kiezen 19 gedelegeerden uit België, Nederland en Luxemburg uit alle volwassen gelovigen de eerste ‘Regionale Raad van de Bahá’ís van de Benelux’. Deze raad zal in 1962 opgaan in drie nationale raden.
1957
Het Algemeen Handelsblad wijdt een in memoriam aan ‘Shoghi Effendi Rabbani de geestelijke en administratieve leider van de Bahai Wereld Beweging’ die op 4 november bij een bezoek aan Londen overleed.
1959
Op 24 juli wordt in het Bahá’í Centrum te Den Haag voor het eerst een bahá’í-huwelijk voltrokken. Het Amerikaanse bruidspaar — Theo Ruys en Olga Michalchik — zal zowel deel uit maken van de eerste plaatselijke Bahá’í Raad van Delft (1961), als van de eerste nationale Bahá’í Raad van Belarus (1995).
1960
Meherangiz Munsiff, een bahá’í uit Londen met een Zardusti (Zoroastrische) achtergrond, houdt in april in Leiden, Haarlem, en Arnhem ‘spreekbeurten’ over het ‘Bahá’í Wereldgeloof’. In Den Haag bezoekt deze ‘ambassadrice van de goede verstandhouding’ de Bahá’í Conventie van de Benelux. In 1964, 1971 en 1977 zal zij opnieuw naar Nederland komen. (foto: Haarlem’s Dagblad 21 april 1960)
1961
Mede met hulp van een dertigtal Iraanse pioniers is het mogelijk om negen plaatselijke geestelijke raden te kiezen, waaronder zeven nieuwe: Arnhem, Delft, Haarlem, Heemstede, Rotterdam, Utrecht en Leiden. Die laatste bestaat geheel uit Perzen (foto).
Bekijk: De eerste plaatselijke raden
1961
De voorzitter van de Nationale Geestelijke Raad van de Bahá’ís van Duitsland bezoekt in Kampen de fabriek waar de 640 prefab gewapend-betonnen onderdelen voor het eerste Europese ‘Huis van Aanbidding’ worden geproduceerd.
1962
In het Nationaal Bahá’í-centrum te Den Haag kiezen negen gedelegeerden, één van iedere plaatselijke raad, tijdens de eerste Nationale Conventie de negen leden voor de eerste Nationale Geestelijke Raad.
1963
De Nationale Geestelijke Raad reist in april naar Haifa voor de eerste Internationale Conventie ter verkiezing van het eerste Universele Huis van Gerechtigheid (foto: Bahjí).
1964
De internationaal werkzame Amsterdamse foto-journalist Willem van der Poll is gefascineerd door de jonge staat Israël en maakt er zo’n 6.000 foto’s, daaronder ook een foto-reportage van de ‘Perzische tuin van het Baha’i Huis van Aanbidding op het Karmelgebergte’. Zijn volledige collectie is ondergebracht bij het Nationaal Archief.
1964
Begin juli gaan zo'n dertig Nederlanders in een karavaan van privé auto's naar het dorp Langenhain nabij Frankfurt voor de opening van de ‘Moeder Tempel van Europa’.
Bezoek: bahai.de
1965
De hoogbejaarde Iraanse Hand-van-de-Zaak Tarázu’lláh Samandarí bezoekt in juni bahá’í pioniers. Omdat hij behoort tot de laatsten die zich ontmoetingen (in 1891-2) met Bahá’u’lláh kunnen herinneren, geeft hij hen een gevoel van ‘levende geschiedenis’.
1965
Ook na de vorming van drie afzonderlijke nationale raden blijft men samenwerken. Zo is er in augustus een Benelux Zomer School in vakantieoord De Vechtstroom te Dalfsen (Overijssel). Er zijn 150 deelnemers uit 15 landen, waaronder Marokko, Tunesië en Japan. Naast lezingen, workshops en een openbare avond, zijn er uitstapjes, zoals naar Giethoorn het ‘Venetië van het Noorden’.
1967
Een groep bahá’í-jongeren, pioniers uit Perzië, renoveert de vergaderzaal van het Nationale Bahá’í Centrum. Een jaar later verhuist het nationale secretariaat van een privé-adres naar het Centrum. Daar komt ook een aparte ruimte voor de nationale Bahá’í-bibliotheek.
1967
Ter gelegenheid van het feit dat een eeuw eerder Bahá’u’lláh Zijn Brief aan de Koningen van Zijn tijd zond, is in de hal van het Museum Prinsenhof Delft, een museum over Willem van Oranje, gedurende een jaar een vitrine-tentoonstelling over het Bahá’í-geloof te zien.
1967
100 jaar geleden schreef Bahá’u’lláh Zijn Brief aan de Koningen. Ter gelegenheid daarvan maken Belgische bahá’ís een reizende tentoonstelling in combinatie met een filmpresentatie en lezingen. Alleen al in Brussel trekt deze 2.500 bezoekers. Daarna gaat de tentoonstelling via Gent, Antwerpen en Charleroi naar Den Haag (Amicitia).
1968
De Nederlandse Televisie Stichting start met ‘Zienswijze’, een serie uitzendingen over geestelijke en maatschappelijke stromingen in Nederland. In de eerste uitzending (van een half uur) op donderdag 18 januari wordt o.a. het Bahá’í-geloof (voor het eerst op de Nederlandse televisie) behandeld.
1969
In augustus komen circa 300 jongeren uit 18 landen in Ellecom op de Veluwe bijeen voor de International Bahá’í Youth Summer School. De uit 29 leden bestaande muziekgroep The European Dawn-Breakers geeft haar eerste openbare optreden met een musical over het Geloof, getiteld: A Plea for One World. Het geheel krijgt veel media aandacht.
1970
Een tv-actrice uit Californië gebruikt als eerste haar celebrity-status om tijdens een ‘werf-reis’ door Europa, die in maart op Schiphol begint, aandacht te vragen voor ‘de leringen van Bahá’u’lláh’.
1970
In de periode 1968 tot 1974 kan men, door het hele land, op perrons van de Nederlandse Spoorwegen bahá’í-posters zien. In die zelfde periode is er in de voetgangerstunnel van het Centraal Station te Rotterdam een verlichte vitrinekast waarbij geïnteresseerden via een postbusnummer kunnen reageren.
1972
Met hulp van de Amerikaanse Bahá’í-gemeenschap wordt er in Benthuizen (nabij Den Haag) een stuk grond aangekocht, om daar in de toekomst een Huis van Aanbidding te bouwen.
Lees: Bahá’í Gebeden
1972
Nadat een Haagse bahá’i er maanden aan had gewerkt, komt de Nederlandse vertaling van Shoghi Effendi’s monumentale geschiedenis God Schrijdt Voorbij (God Passes By) als losbladig feuilleton beschikbaar. In 1983 zal het werk in boekvorm verschijnen.
1972
De Nederlandse leden van de European Dawn-Breakers gaan in november verder als de zanggroep Great Day. Dit keer geen musical, maar een flexibel liedjesprogramma ter ondersteuning van openbare lezingen. De groep zal tot 1975 optreden.
Lees: Muziek
1973
Afstudeerproject voor de afdeling Bouwkunde van TU Delft: Ontmoetingscentrum aan de Prinsessegracht te Den Haag, dat voldoet aan de eisen van een ‘Bahá’í Huis-van-Aanbidding’. Het complex bestaat uit een bol met, ter hoogte van de equator, negen ingangen en is omringd door transparante kubusvormige eenheden voor sociaal-maatschappelijke doeleinden.
Lees: Meditatie
1973
Tijdens een vier weken durende ‘Bahá’í Zomercampagne’ (juli en augustus) spreken twee groepen van 15 bahá'ís in Vaals en Dokkum, de twee ‘uitersten’ van Nederland, met publiek op straat over het Bahá’í-geloof. Men logeert op een nabijgelegen camping en rouleert per week (foto: Vaals).
1974
Via flyers en posters worden studenten uitgenodigd voor een serie gratis bahá’í-colleges in de aula van de Technische Universiteit te Delft. Elke lezing duurt circa een half-uur met daarna ruimte voor vragen en de mogelijkheid om in huiselijke kring (fireside) het onderwerp uit te diepen. De colleges zullen ruim 5 jaar lang worden gegeven.
Lees: Wetenschap
1975
In het jaar dat Suriname onafhankelijk wordt, bezoekt Rúhíyyih Khánum samen met een filmploeg de binnenlanden. De reis is onderdeel van de zogenoemde Green Light Expedition. Een paar maanden later wordt het nationaal Bahá’í-centrum in Paramaribo aangeschaft voor de toekomstige Nationale Geestelijke Raad. De drie Guyana's hebben nu nog een regionale Bahá’í-raad met een zetel in Georgetown.
1979
Ter gelegenheid van het International Year of the Child wordt in september in Lelystad de eerste Nationale Bahá’í Kinderconferentie gehouden. Meer dan 100 kinderen zingen gebeden, maken muziek, schrijven een eigen krant, zijn creatief met klei, en laten na het eten van pannenkoeken helium-ballonnen los met de tekst: Love that Child!
Speel: Deugden-spel
1979
De redactie van AO, een reeks van wekelijkse miniboekjes over uiteenlopende Actuele Onderwerpen geschreven door experts, gericht op scholieren en met 80.000 abonnees, vraagt een Duits-Nederlandse bahá’í journalist om een bijdrage over het Bahá’í-geloof.
1980
Het Europese Parlement neemt in september unaniem een resolutie aan waarin de vervolging van bahá’ís in Iran wordt veroordeeld. Hierdoor mede geïnspireerd formeert de Nationale Raad een werkgroep die in vier weken tijd 42 journalisten en redacteuren persoonlijk benadert, wat resulteert in meerdere kranten-artikelen (foto: onteigening Nationaal Bahá’í-centrum in Teheran, 1979).
1982
Het Universele Huis van Gerechtigheid typeert de situatie in Iran als ‘een heerschappij van aanhoudende terreur’. Na een stille tocht door Den Haag overhandigt een groep van 150 bahá’ís in augustus op Het Binnenhof een petitie aan de Kamercommissie voor Buitenlandse Zaken. Zij vragen om binnen de VN actie te ondernemen ten gunste van de Iraanse bahá’ís.
Lees: Politiek
1983
De mensenrechtenschendingen in de Islamitische Republiek Iran nemen in frequentie en hevigheid toe. In juni berichten verschillende kranten dat in Shiraz 10 bahá’í vrouwen, om hun geloof zijn opgehangen — dit ondanks een verzoek om clementie van de Amerikaanse President. De twee jongsten waren 18 jaar oud.
1983
Bij de opening van de 38ste zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, de hoogste intergouvernementele bijeenkomst ter wereld, verwijst de vertegenwoordiger van Nederland in zijn verklaring naar de ‘mishandeling en executie van leden van het Bahá’í-geloof’ in Iran. Het is de eerste keer dat een lidstaat van de VN in een plenaire vergadering van de Algemene Vergadering de naam van het geloof noemt.
1985
De Nederlandse Bahá'í-gemeenschap verwerft in Groesbeek (nabij Nijmegen) een voormalig katholiek internaat voor priesterstudenten. Kort na de aanschaf gaat het gebouw (uit 1929) door brandstichting gedeeltelijk verloren.
Lees: Vreugde & Verdriet
1986
In juni opent de burgemeester van Groesbeek conferentie-oord De Poort, nadat het gebouw door vaklieden en vrijwilligers was gerenoveerd en gedeeltelijk herbouwd. Het gebouw biedt onderdak aan de jaarlijkse nationale conventie, de winter- en zomerscholen en conferenties.
1987
Rúhíyyih Khánum logeert in hotel Krasnapolsky te Amsterdam, dineert daar met de Nationale Raad en ontmoet op zondag 1 februari in theater Gooiland te Hilversum enkele honderden bahá’ís uit binnen- en buitenland. Zij wordt geïntroduceerd als ‘de Koningin van de Wereld’.
1992
In januari maakt Hand-van-de-Zaak Rúhiyyih Khánum een tussenstop in Amsterdam en ontmoet zij bahá'ís in het Okura Hotel.
1993
Een Rotterdams bahá’í echtpaar maakt 62 tekeningen met onderschriften van hoogtepunten uit de internationale Bahá’í-geschiedenis, speciaal voor een poster die zowel in het Nederlands als in het Engels wereldwijd wordt verspreid. 25 jaar later zal die poster als bouwtekening dienen voor deze website. (afbeelding: Tuin van Ridván 1863)
1995
Op 30 januari moeten bijna een kwart miljoen inwoners uit het land van Maas en Waal hun huis verlaten door hoge waterstanden en zwakke dijken. Een aantal van deze evacués wordt opgevangen in De Poort, waar zij op 1 februari bezoek krijgen van de Koningin.
1995
De Nederlandse Bahá’í-gemeenschap registreert de domein-naam ‘bahai.nl’ en begint met de ontwikkeling van een eigen website (foto: screenshot homepage bahai.org 1996).
Bezoek: bahai.nl
1997
Circa 700 Vlaamse en Nederlandse bahá'ís krijgen in Arnhem tijdens de officiële presentatie van de Nederlandse vertaling van het Heiligste Boek (Kitáb-i-Aqdas) een exemplaar daarvan in handen. Een team van zes vertalers heeft er vijf jaar aan gewerkt.
1998
Ter gelegenheid van het 100 jarig bestaan van de Nationale Vrouwen Raad wordt in november in de RAI te Amsterdam de Manifestatie Vrouw en Arbeid georganiseerd. Die omvat een congres met workshops, een symposium en een tentoonstelling. Ook de koningin brengt een bezoek aan de Bahá’í-stand. In 2002 zal het Bahá’í Vrouwenforum worden opgericht.
Lees: Emancipatie
2001
Op uitnodiging van het Universele Huis van Gerechtigheid is een ‘dwarsdoorsnede van de gehele mensheid’, waaronder 19 door de Nationale Raad aangewezen bahá’ís uit Nederland, in mei aanwezig bij de officiële opening van de tuinterrassen rond het Mausoleum van de Báb. In Nederland viert men de gebeurtenis tijdens een bijeenkomst in Ede.
2002
Aan de Theologische Faculteit van de Universiteit van Tilburg promoveert een Rotterdamse bahá’í en oogarts op een proefschrift over de geschiedenis van het Bahá’í-geloof: The Babi Question You Mentioned … The Origins of the Bahá’í Community of the Netherlands 1844 -1962.
Lees: Geloof & Rede
2004
Na een twee jaar durende grondige renovatie en verbouwing, door zowel professionals als vrijwilligers, wordt het Bahá’í Centrum (bouwjaar c. 1900) weer in gebruik genomen.
2006
Na 45 jaargangen maakt de redactie in december het laatste nummer van Bahá’í Vizier. Het is de bedoeling dat het tweemaandelijkse tijdschrift met uiteenlopende artikelen, vertalingen, boek-besprekingen, columns en gedichten opgaat in een verbeterde versie van Bahá’í Berichten (foto: omslag 2002).
2007
Een reserve exemplaar van de goud-geglazuurde daktegels van het Mausoleum van de Báb keert terug naar Nederland en wordt in een speciale vitrine tentoongesteld in het Dakpannen Museum te Alem (nabij Den Bosch). Een jaar later, op 7 februari 2008, schittert de daktegel in het veel bekeken tv-programma De Wereld Draait Door.
2007
Bij zijn vertrek uit Teheran in 1905 had de schrijver Maurits Wagenvoort van Hand-van-de-Zaak Ibn-i-Abhar een ‘afdruk van het zegel van Beha-Ullah’ gekregen. Het Nederlands Letterkundig Museum (nu Literatuur Museum) staat deze af aan de Nederlandse Bahá’í-gemeenschap.
Lees: Vriendelijkheid
2008
Bij 60 jaar Universele Verklaring van de Rechten van de Mens ondertekenen verschillende internationale religieuze groeperingen, in het Vredespaleis, de verklaring: Faith in Human Rights. ‘Hoewel wij verschillende geloofstradities vertegenwoordigen, komen wij samen om te benadrukken dat religie een primaire bron van inspiratie is geweest voor mensenrechten.’ (foto: de Bahá’í-vertegenwoordiger in het licht blauw).
Lees: Mensenrechten
2009
Met het doel om de prestaties in gemeenschaps-opbouw te vieren en om plannen te maken voor de toekomst organiseert het Universele Huis van Gerechtigheid 41 regionale conferenties, waaronder ook een in Frankfurt. Onder de 4.600 deelnemers (het dubbele van het verwachte aantal) bevinden zich ook 350 Nederlanders.
2009
De compilatie Dear Co-Worker wordt in De Poort gepresenteerd. Een werkgroep uit België, Nederland en Luxemburg was twee jaar lang in Brussel bijeengekomen om alle brieven van de Behoeder aan bahá’ís van de Benelux te verzamelen, te vertalen en te annoteren.
Lees: Consultatie
2012
Zoals in België, Denemarken, Finland, Italië, Luxemburg, Noorwegen, Portugal, Spanje, Zweden en Zwitserland, wordt tijdens de nationale conventie in De Poort het vijftigjarig bestaan van de Nationale Raad gevierd (Illustratie: Dale Robinson, The Trusted Ones of God - Wilmette 1972).
Lees: Rechtvaardigheid
2012
Arrestatie, oneerlijke procesgang, marteling, inbeslagname, discriminatie, uitsluiting van onderwijs, brandstichting, grafschennis … de mensenrechten van bahá’ís worden in Iran nog steeds op grove wijze geschonden. Via wereldwijde campagnes, zoals Closed Doors (2005); Education is Not a Crime (2015); en Enough! Release the Bahá’í Seven (2016), probeert men de situatie ten goede te keren (foto: United4Iran reist met een billboard langs wereldsteden).
2012
De Heraut en Zijn Helden, een geïllustreerde bundel verhalen over het leven van de Báb en Zijn eerste volgelingen wordt gepubliceerd. Het is het derde jeugdboek van een Drentse bahá’í over de geschiedenis van het Bahá'í-geloof. In 2019 zal er een vierde boek verschijnen, dat keer een bundel verhalen over de Behoeder.
2013
Op verzoek van het Universele Huis van Gerechtigheid worden er wereldwijd 114 jongerenconferenties georganiseerd. ‘Voor elke generatie jonge gelovigen komt er een kans om een bijdrage te leveren aan het lot van de mensheid, uniek voor de tijd waarin zij leven.’ De Nederlandse jongeren worden uitgenodigd voor de conferentie in Frankfurt.
2013
Het Surinaamse Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling neemt in oktober het beheer op zich van een mede door Nederlandse bahá’ís opgericht schooltje dat eind jaren tachtig de kinderen van Bofokule (foto), in het binnenland, voor het eerst toegang tot onderwijs had gegeven.
Lees: Onderwijs
2015
Op 20 maart (Naw-Rúz) wordt wereldwijd de door de Báb ingestelde badí-kalender aangenomen. In Nederland gebeurt dat tijdens een feestelijke nationale bijeenkomst in Dronten. De badí-kalender is een zonnekalender met 19 maanden van 19 dagen (en een aantal schrikkeldagen) die begint in het jaar van de lente-equinox direct voorafgaande aan de Verkondiging van de Báb (1844).
Lees: Bahá’í Heilige Dagen
2015
Na digitalisering wordt het Nationaal Bahá’í Archief vanaf de zolder van het Bahá’í Centrum te Den Haag in ruim 400 dozen getransporteerd naar de veilige en beschermde omgeving van een professionele opslag.
2017
In het 200-ste geboortejaar van Bahá'u'lláh kan men voor het eerst via social media, live-streams en een speciale website de wereldwijde vieringen, ook die in Nederland, direct volgen.
Bezoek: bicentenary.bahai.org/bahaullah
2018
In Rotterdam wordt in maart een geschiedenis website gelanceerd. Voor het eerst heeft men altijd een Nederlandstalige geïllustreerde chronologie van de internationale en nationale Bahá’í-geschiedenis digitaal bij de hand (foto: Bahá’í-pioniers, met op de achtergrond de kade van de Holland Amerika Lijn waar zij in 1946 aankwamen).
2018
De Braziliaanse colorist van het boek The Colour of Time (2018), maakt in opdracht van de website bahaigeschiedenis.nl, een historisch verantwoorde digitale kleurenversie van de zwart-wit foto die in 1905 te Teheran werd genomen van de schrijver Maurits Wagenvoort en zijn bahá’í gastheren.
Bekijk: Wagenvoort in kleur
2019
Via een virtuele 360-graden tour kan men in oktober voor het eerst kennismaken met een nieuw onderkomen voor activiteiten van het Trainings-instituut. De officiële opening van het gebouw, in de omgeving van Utrecht, zal enkele maanden later volgen. (foto: ‘Dolhouse view’)
2019
Bij de 200-ste geboortedag van de Báb kan men via sociale media de wereldwijde vieringen meebeleven. Vanaf zonsondergang 28 oktober in Kiribati tot zonsondergang 31 oktober in Hawaii schetsen berichten van feestelijke bijeenkomsten, artistieke expressie en sociale dienstbaarheid uit alle tijdzones een hoopvol beeld van de mensheid: eenheid in verscheidenheid.
2019
‘Abdu’l-Bahá’s brief aan de Centrale Organisatie voor een Duurzame Vrede bestaat in december 100 jaar. Vanwege haar actualiteit, internationale belang en verbondenheid met Nederland presenteert deze website een speciale foto-chronologie van de gebeurtenissen verbonden met de bezorging van deze ‘Tafel aan Den Haag’. (foto: bolder 9 aan de Rotterdamse Lloydkade bij zonsopkomst)