Campagne te Groesbeek
Hoofdingang van De Campagne
Na een 50-jarig verblijf te Oudenbosch (nabij Roosendaal) verhuist de filosofie-studie van de paters jezuïeten in januari 1929 naar Nijmegen. Daar was in 1923 de Katholieke Universiteit opgericht. Diverse ordes en congregaties stichten ‘studiehuizen’ in de stad, zodat hun religieuzen kunnen studeren of lesgeven aan de nieuwe universiteit.
Docenten en studenten van de Sociëteit van Jezus, zoals de jezuïetenorde officieel heet, betrekken aan de rand van Nijmegen een groot gloednieuw kloostergebouw, het Berchmanianum. Een eerste 30-tal studenten legt zich in een drie-jarige opleiding toe op de studie van de wijsbegeerte met als nevenvakken natuurkunde, scheikunde en biologie. Er staan hen een tiental paters-professoren, ‘speciale laboratoria en uitgebreide verzamelingen’ ten dienste.
Tegelijk met hun nieuwe onderkomen nemen staf en studenten ook een nieuwe ‘campagne’ in de bossen bij het nabijgelegen Groesbeek in gebruik. — Rector pater dr. G. Lamers had daarvoor in 1927 van de Rotterdamse handelaar in natuursteen P.J.M. van Stokkum een stuk van diens landgoed De Hoge Hoenderbergh kunnen kopen. De bouw was op 7 augustus 1928 van start gegaan.
Het oprichten van ‘campagnes’ (buitenverblijven) voor jezuïeten-in-opleiding is al sinds de 16-de eeuw een gewoonte. Eens in de week (‘campagnedag’), en in de zomer 15 dagen achtereen, moeten de jonge paters van het Berchman-college zich verplicht ontspannen in de buitenlucht. De zeven kilometer naar het buitenverblijf wordt te voet afgelegd. Naast sport-activiteiten, bridge en schaken, groeit er een traditie van jaarlijkse openlucht toneel-uitvoeringen. Ook inwoners van Groesbeek worden daarvoor uitgenodigd. Het vakantiehuis heeft geen naam en wordt eenvoudigweg aangeduid met ‘de campagne’
In 1932 wordt het gebouw aan de noordzijde vergroot met een uitbreiding van de recreatiezaal, extra slaapkamers, een tweede trap en een uitbouw voor een kapel. Ook rooms-katholieke middelbare scholieren uit de randstad brengen er graag hun zomervakantie door. De naam De Campagne komt in gebruik. Een Haagse deelnemer schets in 1938 de sfeer:
— “Toen wij [vanuit Grave komend] het beroemde bruggetje over de spoorbaan bij De Campagne over fietsten was er van de ‘jeugdige frisheid’ en ‘prille lentejeugd’ slechts een troep woestijntrekkers over. Doodmoe hingen we op de fietsen.[…] Tot we dat ‘rode dak’ zagen. We voelden ons als pelgrims naar Jerusalem. De gouden daken van de tempel kunnen niet meer enthousiasme geven als dat éne lange rode dak. Nu zijn we er! Hier ’n kraan, daar ’n stoel, wat wens je meer als je moe bent. En fijn koel was ’t er! Of ’t lente was! […] Een half uurtje daarna, zaten geen Bedoeïenen en geen woestijntrekkers aan tafel, maar Haagsche jongelui, met rode gezichten en nat haar en een scheiding,[…] Geen spoor van vermoeidheid, geen gemopper over de lange weg, alleen maar ’n paardenhonger om moeders hopeloos te maken, maar onze kok niet, o nee. Die heeft als kok aangevoeld wat zijn gasten van plan waren. Geen sneetjes werden binnengedragen, maar stapels, bergen boterhammen, die verdwenen of het schuim was. Geen potjes thee kwamen te voorschijn, maar kannen waar liters in gingen en er uit verdwenen. En toen slapen. Keurig, keurig, wat zagen die kamertjes er goed uit. Een vloertje zo schoon als in een nonnenkapel, een bed met een stro-matras, een wastafel, en die heerlijke open ramen met een vergezicht op de ondergaande of opkomende zon, al naar gelang je op het Westen of Oosten woonde […] Veel plezier, veel lachen, veel spelen en veel van alles wat maar leuk is, ontving je daar in overvloed. De stemming onder elkaar en de echte christelijke caritas kon daar stijgen. Al weken na terugkeer in Den Haag kon je daar over praten zonder eind.” —
Aan dat alles komt een einde als in 1942 de Duitse bezetter het Berchmanianum vordert. Noodgedwongen trekken docenten en studenten met een deel van de inboedel naar hun buitenverblijf. Maar dat is minder geschikt voor permanente bewoning en men verhuist na enkele maanden naar een vleugel van het Ursulinenklooster te Eijsden (nabij Maastricht).
De Campagne is daarom zo goed als onbewoond als op 17 september 1944 de geallieerden met een grote luchtlandingsoperatie de bruggen over de Maas bij Grave en de Waal bij Nijmegen in handen willen krijgen. Bij Groesbeek landen 8.000 Amerikaanse parachutisten. Het dorp ligt wekenlang in de vuurlinie. Honderden inwoners trekken weg. Zo ook pastoor H.L.M. Hoek die op 29 september samen met Duitse zusters franciscanessen en hun patiënten per paard en wagen naar De Campagne vlucht.
Als het front verschuift, keren in maart 1945 de eerste evacués naar Groesbeek terug. Ze treffen een verwoest dorp aan. De Campagne blijft ingezet als noodhuisvesting. De paters helpen mee in de verzorging van bejaarden en geven les aan kinderen. Pas twee jaar later krijgt het buitenverblijf weer min of meer zijn oude bestemming. Het wordt nu ook als conferentie-oord verhuurd aan diverse katholieke gezelschappen, zoals het Tilburgse studenten corps Sint Olof; het jongerencongres van de Katholieke Volks Partij; de Internationale Kolpingweek; het congres van de katholieke Nederlandse journalisten; de Katholieke Vereniging voor Volksdans, Volkszang en Huismuziek; of aan een samenkomst van gevluchte Hongaarse studenten. Het gebouw staat in de vijftiger jaren bekend als ‘campagne De Lage Hoenderberg’.
Omdat het aantal ‘roepingen’ in de naoorlogse jaren afneemt, worden diverse ordes en congregaties gedwongen om hun priester-opleidingen te concentreren. Zo verhuist in 1967 de theologische en filosofische opleiding der jezuïeten van Maastricht en Nijmegen naar Amsterdam. Het Berchmanianum krijgt de functie van een verzorgings- en verpleeghuis voor broeders en paters. Ook De Campagne krijgt een andere bestemming; eerst als huisvesting voor Spaanse gastarbeiders van Philips, later als internaat van Werkenrode, een zorg- en opleidingsinstelling voor gehandicapte jongeren.
Eind 1979 wordt het gebouw verkocht aan de stichting voor katholiek jeugdwerk Die Brücke. Die stichting wordt geleid door B.C. Hoogeveen, een kapelaan die in 1952 te Amsterdam het initiatief had genomen tot wat hij omschreef als een ‘instuif’- een vorm van preventief jeugdwerk waarbij hij via amusement (dans- en gespreksavonden, film, cabaret en muziek) een brug wilde slaan tussen ‘ongeorganiseerde jongeren’ en de kerk. Die Brücke is daarvan de Duitse voortzetting. Hoogeveen verhuist van Oberhausen naar De Campagne.
Ondanks een renovatie en subsidie van staat en katholieke kerk, heeft het vakantie- en conferentie-oord moeite om financieel rond te komen. Als beheerder Hoogeveen in december 1984 overlijdt, wordt De Campagne een paar maanden later in een veiling te koop aangeboden. De Bahá’í-gemeenschap meldt zich als gegadigde. Uit de Bahá’í Berichten van 13 juli 1985:
— “Minstens tweemaal per jaar keerde het terug: het verlangen naar een eigen onderkomen voor zomer- en winterscholen, conferenties, studie-weekenden etc.. Even zovele malen werd de gedachte eraan onmiddellijk verworpen als niet haalbaar, heel verre toekomstmuziek. Hoe kon het dan, tamelijk onverwachts, toch gebeuren?
Het begon met een advertentie in een groot, landelijk dagblad [De Telegraaf 27 maart 1985] waarin de veiling werd aangekondigd van een conferentie-oord in Groesbeek. In allerijl werd de Nationale Geestelijke Raad, door de opmerkzame lezer, van informatie voorzien, maar de raad besloot - mede gezien de korte beslissingstermijn - geen bod uit te brengen.
Echter … de veiling zoals aangekondigd ging niet door en het conferentie-oord bleef te koop voor f 380.000,- k.k. Dan volgen de gebeurtenissen elkaar snel op. Tijdens de conventie [vrijdag 26 t/m zondag 28 april te Wageningen] bezoekt de raad het complex en - na voldoende informatie en zekerheid te hebben verkregen omtrent financiering (door particulieren), exploitatie-mogelijkheden e.a. en met instemming van het Universele Huis van Gerechtigheid - besluit de raad tijdens zijn vergadering van 4 mei, tot onderhandeling over te gaan.
Op 15 mei wordt het voorlopig koopcontract gesloten; wel op voorwaarde dat, wanneer de gemeente Groesbeek, geen vrijstelling van kampeerverbod verstrekt, jaarlijks gedurende de zomerperiode, de koop niet door zal gaan.
Dit alles gaat aan de Groesbeekse gemeenschap niet onopgemerkt voorbij. Er verschijnt een groot artikel in het dagblad De Gelderlander, met uitgebreide informatie over het Geloof en vermelding van de aankoop van het conferentie-oord.
Het wordt spannend, want telkens weer verschuift het agenda-punt ‘kampeer-vrijstelling’ naar de volgende gemeenteraadsvergadering. Maar op 5 juni besluit de gemeenteraad unaniem ontheffing van kampeerverbod te verlenen van 1 juli tot 15 augustus en tijdens het Pinkster-weekeinde, ten behoeve van 60 tenten en 15 caravans.
Opnieuw verschijnt er een positief artikel in De Gelderlander. Niets lijkt nu nog de koop in de weg te staan, tot, in de nacht van 7 op 8 juni, een deel van het gebouw door brand wordt verwoest. De Nationale Geestelijke Raad staat dan opnieuw voor een beslissing: afzien van de koop of het complex aankopen met overname van de verzekeringsrechten. Tot dit laatste wordt, uiteraard na gedegen onderzoek, besloten, en op 28 juni 1985 wordt de Stichting Bahá’í Scholen - ten behoeve van de Nederlandse Bahá’í-gemeenschap - juridisch eigenaar van het conferentie-oord De Lage Hoenderbergh, voor de somma van f 385.000,- vrij op naam.
Het complex bestaat uit een bosterrein met terrassen en een sportveld; een hoofdgebouw van twee verdiepingen met grote en kleine zalen, een eetzaal, een keuken, een woning voor de beheerder en 38 grote en kleinere slaapkamers, douches en toiletten. [...]
Binnenkort wordt begonnen met de sloop van het afgebrande gedeelte en de wederopbouw van het gebouw […] Tijdens de a.s. zomerschool [van 27 juli t/m 10 augustus op het nabijgelegen landgoed De Hoge Hoenderbergh] zal de gelegenheid worden geboden om onder leiding een bezoek te brengen aan het complex.” —
Voorzijde van de ‘campagne’ (buitenverblijf) in Groesbeek, 1930
De mis wordt opgevoerd in de kapel van De Campagne, c.1935
Leden van De Jonge Werkman lunchen met de paters, 1932
Achterzijde van De Campagne, 1940
Leerlingen van het Aloysius College uit Den Haag, 1940
‘paardenhonger om moeders hopeloos te maken’
Voorgevel, c. 1955
In de nacht van vrijdag 7 op zaterdag 8 juni 1985 gaat een deel van het gebouw door brandstichting verloren.
Bronnen — De Morgen 9 februari 1929; Sub Tutela Matris oktober-november 1938; Sub Tutela Matris 15 november 1947; De Volkskrant 2 juli 1955; Algemeen Handelsblad 14 december 1966; De Volkskrant 31 mei 1967; Limburgsch Dagblad 28 augustus 1967; G. Thuring: Dagboek van Pastoor Hoek - Gennep 1976; De Volkskrant 11 december 1984; De Telegraaf 27 maart 1985; Joep van Gennip: ‘Als kloostermuren konden spreken… De Campagne’ - In: Conferentie Nederlandse Religieuzen Bulletin, december 2011; Joep van Gennip: ‘O ma mère, O compagnie! Jezuieten en ontspanning.’ In: van Gennip, Poels en Willemsen (red): Creatie en recreatie, Cultuur en ontspanning in het kloosterleven - Hilversum 2014; De Poort, hoe het begon en waar we nu staan, z.p en z.j.; Fotoarchief van het Aloysius College te Den Haag; Gerrie Driessen (Heemkundekring Groesbeek).
Ga terug naar: Nederlandse geschiedenis