Van filmster tot ambassadrice
Linda Marshall, Schiphol 24 maart 1970
Als Linda Marshall eind maart 1970 naar Europa komt is dat nieuws. De Amerikaanse actrice is bekend vanwege haar optreden in de Dick van Dyke Show, een Amerikaanse komedieserie die in de periode 1963-1967 ook op de Nederlandse televisie populair was. Maar de pers op Schiphol weet dat het daar dit keer niet om zal draaien. Ze is getipt door een Duitse correspondent in Nederland.
De Texaanse Linda Marshall was in 1966 in Californië bahá’í geworden. Zij had daarna haar bekendheid als tv- en filmactrice ingezet om, al reizend door de Verenigde Staten, bekendheid te geven aan het Bahá’í-geloof. Na een ‘onderrichtsreis’ van acht maanden was eind 1969 het plan ontstaan om naar Europa te gaan en ook daar ‘mensen te leren over het Bahá’í-geloof.’
Op een koude, bewolkte, maar droge dinsdagmiddag 24 maart begint Marshall op vliegveld Schiphol aan haar Europese tournee. De Nederlandse pers wacht haar op. De verslaggeefster van De Tijd bericht:
— ‘Gistermiddag is op Schiphol een merkwaardig charmante verkondigster van een geloof aangekomen: miss […] Linda Marshall uit Amerika. […] Linda Marshall heeft Hollywood vaarwel gezegd. Sinds 1966 is zij aanhangster van de Bahá’í. En nu heeft zij enige maanden vrij genomen om aan de mensheid te melden wat Bahá’í is. Tot 2 april vertoeft zij hier in Nederland onder gewone mensen. “Ik ben indertijd getroffen door de sociale levensvisie in het Bahá’í-geloof. En door de logica. Iedereen zoekt naar de waarheid. Dat doet deze godsdienst ook. We moeten alle vooroordelen uit de weg gaan. Ik geloof dat het nu tijd wordt om de mensen te interesseren voor dit geloof. Nu wij aan de poort staan van een nieuwe wereld. De mensen zingen erover. Er worden acties voor gevoerd. De mensen moeten tot elkaar komen”.
Zelf werd zij door twee Joodse vrienden met de godsdienst bekend gemaakt: “Je hele levenshouding verandert. Vier jaar geleden zou ik om iedere voorspelling dat ik ooit een geloof zou willen verbreiden, hard gelachen hebben. Toch wordt je leven niet echt anders. Geld en goederen zijn er om gebruik van te maken. Je moet uit het leven putten wat erin zit. Maar eigenlijk is dit een embryonaal leven. Het leven na dit leven is pas het werkelijke, waarin tijd en plaats niet meer bestaan. De enige dood die werkelijk bestaat is de geestelijke dood. En daar sta je machteloos tegenover, tegen mensen bij wie je aan de gezichten al ziet dat ze geestelijk dood zijn. Dat speelt voor mij de grootste rol”.’ —
— De Tijd, 25 maart 1970
Nu komen er wel vaker filmsterren naar Nederland, maar omdat die zelden iets interessants te melden hebben, ziet menige journalist de berichtgeving daarover als een corvee. Voor de dienstdoende verslaggever van Het Parool vormt Marshall een aangename uitzondering.
— ‘Met afmattende frequentie strijken Amerikaanse filmacteurs en -actrices een moment in Amsterdam neer als folkloristisch onderdeel van hun tripje door Europa. De haastig gerekruteerde pers, die de vedette in de gewelven van Schiphol opwacht, verbeidt in staat van doffe berusting het moment waarop het routineuze karweitje weer geklaard zal zijn. Want zelden gebeurt er iets verrassends. De zojuist gearriveerde filmactrice toont een volvette-cheese-glimlach, verspreidt een alles en iedereen verpletterende odeur en spreekt enige onbeduidende teksten over tulips en wooden shoes. Als het meezit wordt er nog een been of een goed gebouwde knie ontbloot. Nooit wordt duidelijk, wat er achter de maskerade van glamour schuilgaat. Een verstandig woord komt er niet uit.
De Amerikaanse film- en tv-ster Linda Marshall heeft deze traditie van onbeduidendheid fors doorbroken. Een totale verrassing was dit nu ook niet, want dit was al aangekondigd door de Nederlandse correspondent van “Der Stern” […]. Ze heeft aan minstens tien televisie-series meegedaan, van de Dick van Dyke Show tot Hazel en voorts nog een aantal films van Paramount en Universal: Girls on the Beach, Pasaquallia en Tammy and the Millionaire. Thans is dit niet ter zake. Linda Marshall is niet in ons land als actrice, maar als predikster van een geloof. Zij is Bahá’í en reist van land naar land om deze eenvoudige waarheid te verkondigen: Zij vindt, dat ieder mens een juweel van de schepping is en dat alle mensen “rozen van één en dezelfde tuin” zijn. In de lounge van [hotel] Krasnapolsky [te Amsterdam] vertelt ze achter een simpel kopje thee: “Ik ben het liefst onder heel gewone mensen, want bij gewone mensen merk je pas, dat ze heel ongewoon en eigenlijk heel bijzonder zijn”. […] “Onze primaire religieuze opdracht is de opbouw van een wereldomvattende beschaving. Iedereen hoort daar bij. Over de bestaande verschillen in de wereld zal niet lang meer worden gepraat, want die kennen we wel. […] Iedereen zal moeten beseffen, dat we onderworpen zijn aan de geestelijke wet van de eenheid. Een eenheid, waaruit dan gezamenlijke politieke, economische sociale en culturele taakstellingen voortvloeien”.
Vier jaar geleden stapte Linda van de Anglicaanse Kerk over op de leer van Bahá’u’lláh. “Alles is zo logisch en duidelijk in deze religie. Je hoeft er niet in te geloven, omdat je ouders dat toevallig ook deden; je kunt zelf beslissen. Als je alle vooroordelen opzij schuift, zullen religie en wetenschap een eenheid in vrede kunnen brengen”. […]
Linda zal ongeveer twee weken in Nederland blijven om de Nederlanders in te lichten over de leer van Bahá’u’lláh. “Ik wil de mensen niet bekeren. Ze moeten het zèlf weten of ze zich tot mijn geloof willen bekeren. Maar de dag zal komen, dat de wereld zich tot de wederopgestane Christus (Bahá’u’lláh) zal wenden. Dat klinkt nu misschien wel gek, maar in de tijd, dat Jezus Christus predikte vond men hem ook maar een zonderling. Ik ben er vast van overtuigd dat de bahá’ís zullen overwinnen. […] De harten van de mensen zullen veranderen. En dat gebeurt als we ieder mens als een brief zullen behandelen. Niet geïnteresseerd door het omhulsel, de enveloppe of de postzegel, maar alleen door de inhoud van die mens”.’ —
— Het Parool, 26 maart 1970
De ‘brief’ lezen en niet alleen op de ‘enveloppe of de postzegel’ afgaan, valt in de praktijk echter lang niet altijd mee. Dat blijkt bijvoorbeeld als een verslaggever voor de regionale pers zich niet weet los te maken van zijn ‘dom-blondje’-vooroordeel. Hij begint met:
— ‘Op het stenciltje, dat een brave ziel in het Haagse perscentrum Nieuwspoort heeft uitgereikt wordt ze omschreven als een ‘heel mooie, jonge vrouw’. Welnu, daar is geen woord van gelogen, want Linda Marshall is inderdaad in een royale bui geboetseerd. Blond, prijshoudend haar hangt tot op de opgevulde schouderpartij. En boven de grote, verbaasde poppe-ogen staat een loodrechte luifel van wimpers, die ze tijdens het gesprek telkens via een spiegeltje fatsoeneert. Als ze dan weer opkijkt, doet ze dat als een kind, dat betrapt is op het stelen van appels. Een opmerkelijk meisje. Dat wel. [...]' — [En hij sluit af met] — ‘Een steelse blik op de stencil leert de bezoekers ondertussen, dat Linda in de lente naar Nederland is gekomen om de mensen te vertellen, dat ze in een betere wereld gelooft. Dat is lief van Linda. Ze had het wat ons betreft ook op de achterkant van een ansichtkaart mogen schrijven, maar dan hadden we wel de confrontatie misgelopen met wat het stencil zo treffend noemt: “De schone bloem uit de mensentuin van een Perzische edelman”. Neen, het is eigenlijk wel goed zo. Er gaan weken voorbij, dat het verblijf in Nieuwspoort niet zo plezierig is.’ —
— De Vrije Zeeuw, 27 maart 1970
De verslaggever van Het Vrije Volk komt niet naar een persconferentie, maar zoekt Marshall op in Rotterdam, waar zij spreekt in de huiskamer van een locale bahá’í. Zijn bericht begint met een vraag van Marshall aan haar toehoorders:
— ‘“Zeg, dat we morgen met z’n allen doodvallen, ben je dan klaar? Het is zo overduidelijk, waar wachten jullie nog op?” — Tv- en filmactrice Linda Marshall […] kijkt doordringend de kring rond in de huiskamer van [een] Rotterdams Bahá’í-verspreider […] Maar vooralsnog is een ongemakkelijk verschuiven over de stoelzittingen het enig antwoord van de ongeveer 40 belangstellenden.
Als het even later pauze is weerklinkt niettemin een hartelijk applaus en de welbespraakte, uit Dallas afkomstige ster zegt: “Dankjewel, hoor.” […] Eind december verliet ze New Vork voor een acht maanden durende reis door Europa (Ierland en Engeland heeft ze gehad, van hier gaat ze naar België, Luxemburg, Duitsland, Scandinavië, Oostenrijk, Zwitserland, Italië en tenslotte Israël, waar de bahá’ís in Haifa hun hoofdkwartier hebben. Alles geheel op eigen kosten om overal te getuigen voor Bahá’u’lláh, de grondlegger van dit geloof, dat naar de mening van Linda geknipt is voor “deze tijd van straalvliegtuigen en elektrische tandenborstels”.
Het is nu drie en een half jaar geleden dat ze (midden twintig, hoe oud precies wil ze niet zeggen) via vrienden in Californië; kennis maakte, met Bahá’í en diep onder de indruk raakte van deze leer, die zich de logische opvolger noemt van alle godsdiensten. […] Linda: “Het was niet dat ik ergens mee zat of dat ik op zoek was naar een geloof. Ik had een aardige carrière gemaakt tot dan toe en ik dacht na: is dit het nou? Ik ben deze reis gaan maken omdat ik toevallig vrij ben. Logeren kan ik overal bij bahá’í-families, hier is dat in Leiden.” […]
De waarde van het bahá’í-zijn schuilt in de vrede die daalt over degene die zich ontvankelijk heeft verklaard. “Vriendelijkheid,” zegt ze tot de aanwezigen, “gewoon vriendelijkheid.” Dat is toch helemaal niet moeilijk, maar hoe moeilijk maken we dat niet?” En ze herinnert zich hoe ze zelf het besef' kreeg toen ze op een nacht een werk van Bahá’u’lláh tot zich nam. “Het is fenomenaal,” licht ze toe, knippend met de vingers, “een flash of light. De meest fantastische dingen overkomen je.” —
— Het Vrije Volk, 2 april 1970
Als Linda Marshall op zondag 5 april haar tournee in Nederland afsluit met een samenkomst voor bahá’í jongeren en hun vrienden in het Nationaal Bahá’í Centrum te Den Haag, kan men terugzien op bijeenkomsten ‘die zich in ongekende belangstelling mochten verheugen’, aldus de Nieuwsbrief van de Nationale Geestelijke Raad. In een dankwoord schrijft de ambassadrice:
— ‘Beste bahá’í-vrienden, Alláh’u’Abhá! Met een hart vol liefde en dankbaarheid dank ik u dat u mijn verblijf hier tot iets fantastisch hebt gemaakt. Ik ben er zeker van dat de zuiverheid van geest die ik hier voel, zal voortduren tot het einde van het Negenjaren-plan [april 1973], zodat we de glorieuze doelen kunnen verwezenlijken die ons Universele Huis van Gerechtigheid heeft gesteld. Laten we in deze tijd, waarin de overwinningen zo nabij zijn, samen dagelijks bidden opdat alle vrienden over de hele wereld opnieuw wakker geschud zullen worden voor de urgentie van de uitdaging.
Als we ons realiseren dat de ‘Schare in den Hoge’ ernaar verlangt om in dit tijdperk te leven, dan kunnen we niet anders dan hen door ons heen laten werken.
Nogmaals veel dank aan een ieder van u, de mensen van Bahá.’ —
— Linda Marshall
Het Parool, 26 maart 1970
Het Vrije Volk, 2 april 1970
Bronnen — Clarion-Ledger 25 januari 1970; Bahá’í News maart 1970; De Tijd: dagblad voor Nederland 25 maart 1970; Het Parool 26 maart 1970; De Stem, dagblad voor zuidwest Nederland 27 maart 1970; Het Vrije Volk: democratisch-socialistisch dagblad 2 april 1970; Bahá’í Nieuwsbrief 9 april 1970; International Movie Database; Krantenbank Zeeland.
Ga terug naar: Nederlandse geschiedenis