De Mathews op wereldreis met de Franconia

Mathews Franconia

Loulie Mathews

Begin maart melden de dagbladen in Nederlands-Indië dat voor dit seizoen het vierde en laatste ‘grote toeristenschip’, de Franconia, Batavia (nu Jakarta) zal aandoen:

— ‘Ongeveer 400 buitenlandse toeristen, vrijwel alle nationaliteiten vertegenwoordigend, worden hier verwacht in de morgen van de 23ste dezer, aan boord van de “Franconia”, de Cunard White Star-liner, die dan zijn zoveelste bezoek aan Tandjong-Priok [de haven van Batavia] zal brengen. […] De “Franconia” komt hier rechtstreeks uit Bangkok en zal één dag te Priok liggen, aan de Oceaan-kade.’ —

Bataviaasch Nieuwsblad 2 maart 1937

Het schip was op 17 januari 1937 uit New York vertrokken voor een wereldreis. Onder de passagiers bevindt zich het Amerikaanse bahá’í echtpaar Loulie en Matt Mathews, dat de reis gebruikt om de ‘Baha’i-beweging’ bekendheid te geven. De Mathews kenden de Franconia goed. In 1935 hadden zij met hetzelfde schip ook al een reis gemaakt, toen naar de eilanden van de Stille Oceaan, Nieuw-Zeeland en Australië. En met hetzelfde doel. Loulie Mathews:

— ‘Het grootste en opvallendste succes hadden we aan boord van de ‘Franconia’. Ik legde ‘veel pijpleidingen voordat ik begon met oppompen’; nooit iemand of iets aan boord bekritiseerd, beleefd tegen iedereen en met niemand te intiem. Ik begon een kleine exclusieve klas waarin iedereen aan boord toegelaten wilde worden. Ik maakte het moeilijk, omdat de kamer klein was […] Ze zaten op de grond, stonden in de deuropening en leerden zo de meeste van de eerste leringen.’ —

— Loulie Mathews

Dit keer pakken zij het iets anders aan. Het dagblad De Locomotief schrijft:

— ‘Van de ongeveer 400 buitenlandse toeristen, die de reis tot nu toe meemaakten, hebben 87 passagiers Batavia meteen weer verlaten, voor een autotocht in 35 auto’s naar Bandoeng. Als lunch gebruikten zij een uitgebreide rijsttafel, terwijl zij te Jogja [Jogjakarta] verder met typisch Indische gebruiken in aanraking zullen komen. Daar zal speciaal voor hen een wajang-voorstelling worden gegeven. Van Jogja gaan zij naar Semarang, waar zij zich weer zullen inschepen. Niet alle passagiers aan boord van de “Franconia” maken de reis uitsluitend voor hun genoegen. Mr. en Mrs. E.R. Mathews, uit New-York-City, zijn er vooral op uit om in contact te komen met verschillende autoriteiten, in het belang van de wereldvrede. Zij zijn leden van de Bahá'í-beweging, welke zich beijvert om alle godsdiensten te verenigen voor het grote doel van de wereldvrede. Mrs. Mathews is van oordeel, dat de grootste belemmering voor de wereldvrede niet wordt gevormd door de vooroordelen, welke de verschillende landen koesteren, maar door de fatale onverschilligheid der mensen. Als hiervoor een waarachtig enthousiasme in de plaats zou treden, zouden wij het Duizendjarige Rijk kunnen beleven.’ —

De Locomotief 24 maart 1937

In een aantal havensteden dat de Franconia heeft aangedaan - Rio de Janeiro, Kaapstad, Johannesburg, de Seychellen, Bangkok - zijn de Mathews op zoek gegaan naar de grootste boekhandel om daar ‘depots voor Bahá’í-literatuur op te richten.’ Dat doen zij ook in Batavia, waar zij uitkomen bij de N.V. Koninklijke Boekhandel en Drukkerijen G. Kolff & Co gevestigd aan de Noordwijk 13. De firma is eigenaar van meerdere boekwinkels en bovendien uitgever van twee dagbladen. Dat laatste verklaart waarschijnlijk waarom er in de pers speciaal melding van de Mathews wordt gemaakt.

— ‘Met grote welwillendheid aanvaardden zij de boeken in het Nederlands die ik had meegebracht en beloofden zij die niet alleen in omloop te brengen, maar zij vroegen me ook om toekomstige vertalingen op te sturen zodra die in druk verschenen. Deze nobele aanmoediging deed me in extase terugkeren naar het schip.’ —

— Loulie Mathews

Een dag later, 24 maart, vertrekken de Mathews met de Franconia over Semarang naar Bali. In de Padang-baai (nu Padangbai) worden er boeken in beheer gegeven bij dhr. en mevr. George Merchon.

— ‘Hier vond ik, via Millie Collins, een kunstenaar en zijn vrouw die bekend waren met het Bahá’í Geloof. Ze ontvingen me hartelijk en we spraken over de positieve reactie die, zo wisten zij zeker, de mensen van Bali zouden hebben als de pamfletten die ik had meegebracht werden vertaald in Hoog- en Laag-Balinees. [...] hun hartelijkheid en de gesprekken die we samen hadden ben ik niet vergeten, zittend in een tuin met uitzicht op zee, plannen makend om de Balinezen een glimp van de glorie van de hemel te laten zien.’ —

— Loulie Mathews

Via de Filipijnen, China, Japan, Hawaii en het Panamakanaal is het schip, na een reis van in totaal 85.000 zeemijlen, begin augustus weer terug in New York. Maar zonder de Mathews, want die zijn begin mei in Honolulu op Hawaii van boord gegaan. Kort na aankomst daar bespreekt Loulie met een grote groep vrienden de werkwijze en ervaringen die zij heeft opgedaan bij het plaatsen van de boeken. Batavia wordt niet besproken, maar Manilla wel:

— ‘Het was het vroege voorjaar van 1937, toen de “Franconia" de haven van Manilla binnenliep. Er was ons twaalf uur aan wal beloofd, maar toen het zover was, verkortte de kapitein ons verblijf tot vier uur vanwege getijden en wind en andere zaken waartegen geen argument bestaat. Slechts vier uur! Dit zouden kostbare minuten worden om een plek te vinden die de meegebrachte Bahá’í-literatuur in het Spaans en Engels zou willen ontvangen en verspreiden.
We namen snel een rijtuig en vroegen de koetsier om ons naar een boekwinkel te brengen - naar de beste in Manilla. Hij knikte en we vertrokken in een stevig tempo. Voor een grote en imposante winkel hielden we halt. Aan de man die de leiding had werd het doel van het bezoek uitgelegd, maar hij schudde heftig zijn hoofd en vroeg of ik niet wist dat er zonder het stempel van de aartsbisschop geen boek kon worden ontvangen? Misschien, zo suggereerde ik, zou de prelaat toestaan dat een religieus boek - weliswaar niet katholiek - toch werd aanvaard, als we naar zijn paleis zouden rijden om de toestemming te verkrijgen. “Nee nee!” antwoordde de manager opgewonden. “Nooit zal hij toelaten dat een boek zoals u beschrijft op de planken van een boekwinkel in Manilla wordt geplaatst!”
Zijn woorden bleken maar al te waar, zoals we overal ondervonden waar we kwamen. Twee uur aan gouden druppels tijd waren al verstreken. Eindelijk, in wanhoop, vroegen we om naar het adres van de president van het Manilla College te worden gereden. Daar werden we vriendelijk ontvangen en werd ons beleefd gevraagd waarom we lectuur wilden achterlaten. En als we geen toestemming van de aartsbisschop hadden, was de lectuur dan wellicht anti-katholiek? We verzekerden de voorzitter van het college dat de literatuur niet “anti” was, maar ideeën van universaliteit in religie - in alle religies - verspreidt om ze zo dichter bij elkaar te brengen. Na lang nadenken zei hij tenslotte: “In de universiteitsbibliotheek hebben we een plankje voor vergelijkende godsdienstwetenschap. Zoals ik me dat nu herinner, is het overvol, maar u zou het kunnen proberen; de bibliothecaris is erg liberaal van geest.”
We bedankten hem en haastten ons verder, waarbij we nauwelijks naar de tijd durfden te kijken. Er moet iets van paniek op mijn gezicht te zien zijn geweest toen ik het verzoek aan de bibliothecaris deed om een paar boekjes te accepteren voor de plank met vergelijkende godsdienstwetenschap. Ik hield de dunste omhoog om hem te laten zien hoe weinig ruimte ze nodig zouden hebben. Toch aarzelde hij en schudde de hele tijd zijn hoofd. Overweldigd door de intense behoefte, riep ik uit: “Maar u móet ze aannemen! We hebben duizenden mijlen afgelegd om u de zegeningen te kunnen geven die zij aan deze eilanden zullen schenken!”
“Vooruit dan,” antwoordde hij peinzend, “ik zal er eentje meenemen naar hiernaast en die bekijken, misschien kunnen we hem gebruiken.” Ik liep op en neer door de smalle kamer, vurig biddend en Bahá’u’lláh smekend om het hart van deze man te verzachten en deze dierbare woorden op dit eiland te laten rusten. Even later kwam de bibliothecaris glimlachend terug en zei: “Er staat niets negatiefs in uw boekje. U mag een of twee van de Spaanse pamfletten op die bovenste plank leggen.” Ik haastte me naar voren, schoof de dikke boeken uit elkaar, en liet vier kleine blinkende boekjes achter tussen de oude religies die aan weerszijden stonden.
Juist toen de gong het laatste kwartier voor vertrek sloeg, beklommen we de loopplank. Tot nu toe, zo weinig bereikt, klonk een droevig refrein in ons hart. Maar we vergaten dat dit Gods Zaak is en dat Hij het is, en niet wij, die de bloesems en de vruchten voortbrengt.’ —

— Loulie Mathews

Franconia

Stoomschip Franconia

Tandjong Priok

De Oceaan kade van Tandjong Priok, 1931

Franconia

Batavia, in het witte hoekpand naast dat met de twee torentjes is Boekhandel G. Kolff & Co gevestigd, 1925

Kolff

Interieur van boekwinkel Kolff c.1925

Bali

Padang baai op Bali, 1921

Manila

Manilla, University of the Philippines, de bibliotheek is het witte gebouw (rechts van het midden) met een plein er voor, 1939

Bronnen — Loulie Mathews aan Horace Holley, brief 23 maart 1935; Bataviaasch nieuwsblad 2 maart 1937; De Locomotief 24, 25 en 27 maart 1937; Algemeen Handelsblad 19 augustus 1937; Baha’i News sept. 1937; The Bahá’í World 1936-1938 volume 7 p. 43; Loulie Albee Mathews: Not Every Sea Hath Pearls - Milford 1951; The Bahá’í World 1963-1968 volume 14 p. 360-361; National Baha'i Archives of the United States (Edward Sevcik).

Ga terug naar: Nederlandse geschiedenis