Minderbroeders in Akka

Minderbroeders

Broeder Liévin de Hamme

Als de Vlaamse minderbroeder Liévin, in het wereldlijke leven Edouard Colleman (1822-1898) uit Hamme (nabij Antwerpen), op 6 januari 1859 in Jeruzalem aankomt, wordt hij aanvankelijk verantwoordelijk voor de sacristie in de Basiliek van het Heilig Graf. Al spoedig echter legt hij zich toe op het gidsen van pelgrims langs de heilige plaatsen. Met soms zeer grote groepen bereist hij het gehele Heilige Land en doet daarbij veel kennis op. Ervaring die hij in 1869 vastlegt in een bijna 700 pagina’s tellende reisgids die door de drukkerij van de franciscanen in Jeruzalem wordt uitgegeven: Guide-Indicateur des Sanctuaires et Lieux Historiques de la Terre-Sainte. (Reisgids van de heiligdommen en historische plaatsen van het Heilige Land). De gids voorziet in een behoefte en er volgen al snel Italiaanse, Duitse, Engelse en Amerikaanse uitgaven.

Broeder Liévin wordt een beroemdheid. Een Nederlandse pelgrim schrijft in 1870 over hem:

— ‘Wij troffen het kostelijk door in het gastvrije Franciscaner klooster [te Jaffa] te worden opgenomen. Daar aan tafel zittende, waarop heerlijke vis werd aangetroffen, vroeg een der rondgaande monniken, die de Italiaanse familie met anderen als karavaan zouden begeleiden, mij naar mijn landaard; en toen ik zei Hollander te zijn, riep hij vrolijk uit: “O, dan sprekede gai ook Vlaoms, zulle!” Welkomer ontmoeting kon ik wel niet gehad hebben. Het was broeder Liévin de Hamme, schrijver van de “Guide Indicadeur des Sanctuaires Historiques de la Terre-Sainte”, Jerusalem 1869, die door de Franciscaner-orde was aangewezen om de pelgrims te vergezellen en te behoeden; een aangenaam en beschaafd man, die nu twaalf jaren lang alles deed om het zijn tochtgenoten zo goed mogelijk te maken, en vooral elke belangrijke plaats duidelijk aan te wijzen. Hij sprak voornamelijk Italiaans voor de karavanen; maar dewijl dit door een Franse (hoogst beschaafden) abt, die zich ook bij ons aansloot, niet genoeg verstaan werd, herhaalde hij het in ’t Frans.’ —

— J. Van der Chijs

In de loop der jaren actualiseert Liévin zijn gids met een tweede, een derde en tenslotte een vierde editie. Het is vanaf de derde bijgewerkte editie die in 1887 verschijnt dat Liévin ook de bábís noemt. De reisgids bestaat dan inmiddels uit drie delen met in totaal meer dan 1.000 pagina’s. In zijn bespreking van Akka meldt hij dat daar naast 6.200 moslims, 2.600 christenen en 90 joden, ook 200 bábís wonen. In een voetnoot verduidelijkt hij:

— ‘Deze Babiînes [bábís / bahá’ís] aanbidden een man die zichzelf God noemt. Hun leer is een mengeling van christendom, jodendom en mohammedanisme. Hij (deze god) verbergt zich zoveel als hij kan, en in de zeldzame audiënties die hij toestaat, reageert hij van achter een gordijn. Degenen die in zijn aanwezigheid worden toegelaten, geven hem de titel Gialla-Gialalo (Goddelijke Majesteit). Een van zijn zoons, die met niemand van buitenaf communiceert, om niet onrein te worden, zal zijn vader opvolgen zodra deze zijn hemelvaart heeft gemaakt. Deze valse god en zijn aanbidders werden verdreven uit Perzië, hun thuisland, wat niet verhindert dat daar nog ruim 80.000 mensen in deze bedrieger blijven geloven.’ —

— Broeder Liévin de Hamme

Liévin krijgt zijn informatie waarschijnlijk mede van het viertal franciscanen dat in die tijd in Akka de 200 zielen tellende Latijnse parochie bedient en er een jongensschooltje verzorgt. De Orde der Minderbroeders of Franciscanen heeft al sinds de 13e eeuw een vertegenwoordiging in het Heilige Land. Zij zijn daar door opeenvolgende pausen belast met de bewaking en de ‘voortdurende plechtige verering’ van de heilige plaatsen; het kosteloos opnemen en begeleiden van pelgrims; het bedienen van Latijnse parochies, scholen en weeshuizen; en tenslotte met de missie onder ‘de ongelovigen en de schismatieken’.

Hun kerkje in Akka staat niet ver van de Zee-poort en het is daarom aannemelijk dat er zich franciscanen in de menigte bevonden die er op 31 augustus 1868 getuige van was hoe een groep van 70 Perzische bannelingen—waaronder Bahá’u’lláh—de vesting werd binnengevoerd en onder escorte van een dertigtal soldaten naar de citadel werd gebracht.

De bannelingen lijken die eerste jaren weinig de aandacht van de franciscanen te hebben getrokken. In de eerste en tweede editie van zijn reisgids, die respectievelijk in 1869 en 1878 verschijnt, noemt Liévin de bahá’ís dan ook niet. Dat doet hij pas in de derde editie van 1887 wanneer het aantal bahá’í pelgrims sterk is toegenomen doordat Bahá’u’lláh vanaf 1877 een grotere bewegingsvrijheid heeft gekregen en zich nu ook buiten de vesting mag begeven.

Het is in deze latere periode dat de Italiaanse franciscaan Giovanni Marta een brochure samenstelt met de titel: Del Dio persiano residente in Acri e della sua setta (Van de Perzische God in Akka en van zijn sekte). Die brochure kan gezien worden als een aanvulling op Liévin’s reisgids, maar de geboden informatie is van veel mindere kwaliteit en lijkt vooral bedoeld om belangstellenden van verder onderzoek af te houden. Neem bijvoorbeeld de volgende curieuze passage:

— ‘In de maanden februari en maart [de bahá’i vastenperiode en het Bahá’í Nieuwjaarsfeest] vieren zij zogenoemde “heilige nachtmalen”. Hiertoe verenigen zij zich in een der grootste huizen hunner wijk, eten en drinken volop, wapenen zich dan met messen en stokken en beginnen als bezetenen een schermutseling onder elkander. Zij die in de worsteling vallen, gaan recht naar hun Giabetca (paradijs), terwijl de overwinnaars als grote kampioenen vereerd worden.’ —

— Broeder Giovanni Marta

In het geval van de Nederlandse minderbroeder Paulus Boerkamp, die in 1888 als docent wis- en natuurkunde en de humaniora naar Jeruzalem was gekomen, en in 1891 een reis langs de Syrische kust maakt, mist de brochure haar uitwerking niet. Aan de lezers van Sint Franciscus, een maandschrift voor sympathisanten van de orde, schrijft Pater Paulus:

— ‘De boog kan niet altijd gespannen zijn, zo dacht mijn overheid, toen ik verlof vroeg en verkreeg, om, na de velerlei werkzaamheden van het afgelopen jaar, gedurende de vakantietijd onzer leerlingen, een bezoek te brengen aan mijn medebroeders in St. Jean d’Acre […]

Het innerlijke der stad maakte op mij de indruk, als had ik mij bevonden in een der vuilste Amsterdamse buurten. Schone steden moet men dan ook hier niet zoeken. De ligging is dikwijls schilderachtig, maar zij vertonen niet veel schoon, als men er binnen is. […]

Tijdens mijn verblijf te St. Jean d’Acre vernam ik, dat aldaar sedert ruim twintig jaren een Perzische godheid woont. Nieuwsgierig te weten, wat men van dat veelbesproken personage te denken heeft, ontving ik een brochure ter lezing, door een der missionarissen G. Marta geschreven, onder de titel: “Del Dio persiano residente in Acri e della sua setta” [Van de Perzische God die in Akka woont en van zijn sekte]. —

— Pater Paulus

De brochure citerend, presenteert Boerkamp zijn lezers vervolgens Marta’s versie van de geschiedenis en leer der ‘Babies’ en concludeert:

— ‘Ziedaar de korte inhoud der bovengenoemde brochure, welker lezing mijn eerste oordeel over de Babis aanmerkelijk heeft gewijzigd. Als men hen oppervlakkig gadeslaat, maken zij een zeer gunstige indruk. Net en zindelijk gekleed, vriendelijk jegens de vreemdeling, is het een geheel ander volkje dan de vuile en trotse Arabier; of zij daarom beter zijn, durf ik met grond [dwz. de brochure] te betwijfelen.’ —

— Pater Paulus

Na Bahá’u’lláh’s tuinen te hebben ‘doorwandeld en twee zijner huizen te hebben gezien’—waarbij het hem echter ‘niet gelukte “de Goddelijke Luister” in persoon te aanschouwen’—reist de minderbroeder, die (voor zover we weten) van alle Nederlanders Bahá’u’lláh, in deze stoffelijke wereld, het dichtst naderbij kwam door naar Aleppo. Hij ontmoet Bahá’u’lláh dus niet.

Vanuit Aleppo zal Pater Paulus Boerkamp nog een enkele keer in Sint Franciscus publiceren, maar daarbij zijn eerste kennismaking met bahá’ís niet verdiepen. Wanneer op 4 oktober 1893—de feestdag van Sint Franciscus van Assisi, de stichter van de Orde der Minderbroeders—een aantal eerwaarde heren het zilveren feest van hun intrede in de orde viert, is Boerkamp daar niet bij. Het katholieke dagblad De Tijd legt uit:

— ‘Wij hadden gehoopt, onder het getal der eerwaarde feestelingen ook de zeer-eerwaarde pater franciscaan Paulus, W. J. A. Boerkamp, te kunnen noemen. God heeft het echter anders beschikt! Na van zijn Heilige priesterwijding af met de meesten ijver werkzaam geweest te zijn als professor aan het gymnasium to Venray, vertoefde de waardige en geleerde priester thans bijna zes jaren in het Heilige Land, er beurtelings verschillende ambten, hem door zijn eerwaarde oversten opgedragen, bekledend. De 29sten Juni jl. tastte een hevige en kortstondige ziekte hem aan en maakte, nadat hij bij volle kennis de laatste Heilige Sacramenten had ontvangen, dezelfde dag nog te Aleppo, in Syrië, een einde aan zijn welbesteed leven, diep betreurd door zijn eerwaarde ordebroeders, zowel ginds als hier te lande.’ —

De Tijd 14 september 1893

Over het ‘aanschouwen van de Goddelijke Luister’, zoals Pater Paulus dat noemde, leert Bahá’u’lláh ons:

– O mijn broeder, wanneer een waar zoeker besluit het pad te betreden dat leidt naar de kennis van de Aloude der Dagen, dan moet hij bovenal zijn hart, dat de zetel is van de openbaring van de innerlijke mysteriën Gods, reinigen en zuiveren van het verduisterende stof van alle verworven kennis, en de toespelingen op de belichamingen van satanische inbeelding. Hij moet zijn gemoed, dat het heiligdom is van de blijvende liefde van de Geliefde, ontdoen van iedere smet, en zijn ziel heiligen van al wat tot water en leem behoort, en van alle vage en kortstondige gehechtheden. Hij moet zijn hart zodanig reinigen dat daarin geen spoor van liefde of haat achterblijft; opdat die liefde hem niet blindelings tot dwaling voert, of die haat hem van de waarheid afstoot.’ —

Het Boek van Zekerheid 

Minderbroeders

Titelblad van de derde editie van Broeder Lievin’s reisgids, 1887

Minderbroeders

De bábís in St. Jean d'Acre (Akka). Pagina uit Liévin de Hamme's reisgids, 1887

Minderbroeders

Royal Engineers kaart van St Jean d’Acre (Akka) met de ‘Land port Gate’ (rechts midden) en de ‘Water port Gate’ (onder midden), 1841

Akka

De Zee-poort van Akka, 1920

Pater Paulus

Pater Paulus, in het wereldlijke leven Wilhelmus Johannes Antonius Boerkamp (1850-1893) uit Grave.

Minderbroeders

Pater Paulus Boerkamp’s reisverslag in Sint Franciscus, 1891

Minderbroeders

Zicht op Akka, c.1850

Bronnen — J. Van der Chijs: ‘Mijne reis naar Java’ In: Het Leeskabinet; mengelwerk tot gezellig onderhoud voor beschaafde kringen, Amsterdam 1872; Frere Liévin de Hamme: Guide-Indicateur des sanctuaires et lieux historiques de la Terre-Sainte - derde editie - Jeruzalem 1887; Pater Paulus Boerkamp In: Sint Franciscus, maandschrift voor de leden van de Derde Orde, april t/m december 1891; Pater Paulus In: De Tijd 14 september 1893; Aus allen Weltteilen, illustrirte Monatshefte für Länder und Völkerkunde und verwandte Fächer 1893 p. 165-156; Broeder Livinus In: De katholieke illustratie; zondags-lektuur voor het katholieke Nederlandsche volk, no. 37, 1898; Geïllustreerd zondagsblad voor katholieken 23 oktober 1898; Paus Benedictus XV In: Zeven eeuwen missie-arbeid, kort overzicht van de missies der Minderbroeders - 1926; Bahá’u’lláh: Het Boek van Zekerheid (Kitáb-i-Iqán)- Den Haag 1976; Moojan Momen: The Bábí and Bahá’í Religions 1844-1944, Some Contemporary Western Accounts - Oxford 1981; Glenn Cameron with Wendi Momen: A Basic Bahá’í Chronology - Oxford 1996; Hugo de Looze: Hamse minderbroeder begeleidde pelgrims in het Heilig Land - 2015 (pdf); Münchener Digitalisierungs-Zentrum Digitale Bibliothek; Noord-Hollands Archief; Foto Paulus Boerkamp. Archief Minderbroeders-Franciscanen (Br. Lars Frendel, archivaris).

Ga terug naar: Nederlandse geschiedenis