De Notitie van Dr. Wright

Eerste wetenschappelijke artikel

Vanaf het moment dat de Báb vanuit Máh-Kú naar het bergdorp Chihríq wordt verbannen - april 1848 - valt het Amerikaanse zendelingen in het nabijgelegen Urúmíyyih op hoe groot Zijn populariteit in deze westelijke uithoek van Perzië wordt. Dat blijkt nog eens indringend als de Báb voor verhoor naar Tabriz wordt gebracht en onderweg Urúmíyyih aandoet. De daar woonachtige arts Dr. Austin Hazen Wright is verbaasd te zien hoe zijn persoonlijke vriend Malik-Qasím Mírzá, Gouverneur van de stad en een oom van de Shah, deze ‘sekte-stichter’ met grote voorkomendheid ontvangt. En hoe groot het enthousiasme onder de bevolking is.

Na de executie van de Báb en het einde van het beleg van Zanján blikt Wright op 10 februari 1851 terug op de gebeurtenissen. In een ‘notitie betreffende een uitzonderlijke Figuur, Die de afgelopen jaren een prominente plek op het toneel van het Perzische leven heeft gespeeld’ schrijft hij aan het ‘Amerikaanse Oriëntalisten Genootschap’ (American Oriental Society):

— ‘Zo’n acht à tien jaar geleden verscheen er in het Zuiden van Perzië, in de omgeving van Shiraz, een man die beweerde dat de enige toegang tot God voor de mensheid via Hem liep, en dienovereenkomstig nam Hij de naam aan van Báb, de Arabische term voor ‘deur’. Hij vond enkelen die spoedig Zijn aanspraken erkenden, en die Zijn aanhangers werden.

Een van Zijn leerstellingen was dat alle mensen zich aan Hem dienden te onderwerpen, en dat daarom het gezag uitgeoefend door de Shah een usurpatie was. Dit werd wijd en zijt verkondigd en bereikte weldra het oor van de koning.

Hij werd naar de hoofdstad ontboden, waar Hij enige tijd werd vastgehouden, en toen naar Máh-Kú overgebracht, een afgelegen district zes dagreizen van hier [Urúmíyyih] aan de Turkse grens. Hij werd bewaakt, maar zij die Hem wensten te zien, werden in Zijn tegenwoordigheid toegelaten, en het was Hem toegestaan om brieven te sturen aan Zijn vrienden, die in verschillende delen van Perzië tamelijk talrijk waren geworden. Hij werd bezocht door verscheidende personen uit Urúmíyyih die Zijn toegewijde aanhangers werden.

Hij had de gewoonte aan een klerk dát te dicteren wat Hij Zijn Koran noemde, en de Arabische zinnen vloeiden zo snel van Zijn lippen, dat velen van hen die daarvan getuige waren, meenden dat Hij geïnspireerd moest zijn. Er werd ook gemeld dat Hij wonderen verrichtte, en menigeen geloofde dat gerucht maar al te graag, daar het bekend was dat Hij buitengewoon sober was in Zijn dieet en de meeste tijd in gebed doorbracht. U weet waarschijnlijk dat de meeste moslims geloven dat iemand door onthouding en gebed zo’n hoge plaats in de genade van God kan bereiken dat die in staat wordt gesteld om wonderen te verrichten.

Vervolgens werd Hij op last van de Regering overgebracht naar Chihríq, nabij Salmás, slechts twee dagreizen van hier. Daar was Hij vrijwel volledig afgesloten van de buitenwereld, maar Hij ging door met het schrijven van brieven aan Zijn vrienden, die deze ronddeelden als de uitingen van een Geïnspireerde, hoewel het enige bewijs dat ik daar ooit voor hoorde geven was dat zij onbegrijpelijk waren.

Zijn volgelingen werden nog talrijker en in sommige delen van het land gingen zij verhitte twistgesprekken aan met wat de orthodoxe partij werd genoemd, hetgeen leidde tot een conflict. In Mazindaran werden zo’n zestig personen, waaronder twee prinsen, bij één enkel treffen gedood. De kwestie werd zo ernstig dat de Regering de order uitvaardigde dat Hij naar Tabriz moest worden gebracht en een bastonnade diende te krijgen, en dat Zijn volgelingen, waar zij ook maar werden aangetroffen, moesten worden beboet en gestraft.

Op weg naar Tabriz deed Hij deze plaats aan, alwaar Hij met buitengewone voorkomendheid door de Gouverneur werd behandeld, en velen toestemming kregen om Hem te ontmoeten. Bij één gelegenheid waren er meerdere personen in Zijn tegenwoordigheid en werden zij allen, zoals de Gouverneur mij nadien vertelde, op mysterieuze wijze ontroerd en tot tranen toe bewogen.

Te Tabriz werd Hij aangaande Zijn leerstellingen ondervraagd door een hoge mullah, die Hem tot ketter en krankzinnige verklaarde; en Hij werd in het openbaar gegeseld.

Hij werd naar Chihríq afgevoerd, waar Hij zoals voorheen was afgesloten van de wereld. Toch onderhield Hij per brief contact met vele invloedrijke personen in verschillende delen van het land; en werden, hoe vreemd dat ook moge klinken, Zijn aanspraken in brede kring erkend.

Te Zanján, een grote stad op de weg van Tabriz naar de hoofdstad, werden Zijn volgelingen dermate talrijk en machtig dat zij zich vorig jaar verzetten tegen enkele maatregelen van de Regering, die zich daardoor genoodzaakt zag een beslissende stap te zetten ter onderdrukking van de sekte. De Báb werd [opnieuw] overgebracht naar Tabriz en daar in het openbaar op een plein doodgeschoten samen met een van Zijn voornaamste aanhangers, en er werden troepen naar Zanján gezonden om de ‘Babieten’ [Bâbites] te onderwerpen. Zij boden fel verweer en waren vastbesloten om liever te sterven dan hun geloof te verloochenen, of aan de Regering toe te geven. Velen van hen maakten hun lijkwade, en met die aan gingen zij, het zwaard in de hand, de overwinning of de dood tegemoet. Zich verschanst hebbende in een versterkt deel van de stad hielden zij zeven maanden tegen de troepen stand, en doodden zij enige honderden van hen, waaronder enkele van de bevelvoerende officieren. Tenslotte raakte het hoofd van de sekte ter plaatse, een energieke en geslepen mullah, dodelijk gewond; en konden zijn aanhangers, waarvan er reeds velen waren gedood, niet langer tegenstand bieden. Een honderdtal werd gevangen genomen en met de bajonet doorstoken. Er bleef niemand in leven die het zou wagen om maar enige weerstand te bieden, en aldus lijkt de sekte hier en elders te zijn uitgeroeid.

Ik zend u exemplaren van de geschriften welke de Báb tijdens Zijn gevangenschap in Chihríq schreef. Er wordt gezegd dat enkele paardenladingen van zulke geschriften werden aangetroffen na Zijn vertrek uit die plaats. De Britse Consul, woonachtig in Tabriz, had een aantal van hen bemachtigd en gaf mij díe welke ik u thans toezend. Zij werden hier getoond aan een mullah die goed Arabisch kent, maar hij was niet in staat om ze te ontcijferen, of er enige betekenis aan te ontlenen.’ —

Wright’s notitie verschijnt niet alleen in de verslagen van het Amerikaanse Oriëntalisten Genootschap en in enkele Amerikaanse kranten, maar ook - nadat Wright’s collega dominee Justin Perkins een vertaling had gemaakt - in het ‘Tijdschrift van het Duitse Genootschap voor het Nabije Oosten’ (Zeitschrift der Deutschen Morgenländischen Gesellschaft).

Als een jaar later de moordaanslag op Násiri’d-Dín Sháh plaatsvindt beseft Wright dat zijn conclusie betreffende het einde der sekte, voorbarig was geweest. In een tweede brief aan het Amerikaanse Oriëntalisten Genootschap schrijft hij in 1853:

— ‘Zoals ik u eerder berichtte werd de Báb Zelf doodgeschoten in Tabriz. De sekte, echter, stierf niet met Hem. Die werd brutaler dan ooit, en afgelopen zomer [1852] pleegden enigen der sekte een aanslag op het leven van de Shah. Die was buiten op een jacht-excursie, toen verscheidene personen hem benaderden onder het voorwendsel van een petitionnement. Hij hield zijn paard in, juist toen een van hen een pistoolschot op hem loste. Enkele hagelkorrels schampten zijn flank. Ogenblikkelijk stortten de bedienden van de koning zich op de aanslagplegers, doodden een van hen, en pakten verscheidene anderen op. Men ging op onderzoek uit en overal werden ‘Babis’ [Bâbees] opgepakt. In de Regerings Gazette, uitgegeven te Teheran, wordt gemeld dat 32 personen in de hoofdstad werden veroordeeld voor enige mate van betrokkenheid in het complot tegen het leven van de koning. Van hen werden er zes veroordeeld tot levenslange opsluiting, en de overigen werden overgedragen aan de rechtsgeleerden, de edelen, kooplieden, handwerkslieden etc. om te worden geëxecuteerd.’ […] —

In 1860 keert Wright om gezondheidsredenen, en ook omdat zijn vrouw en kinderen hem al een paar jaar eerder waren voorgegaan, terug naar de Verenigde Staten. Na zijn herstel maakt hij een lezingen-tour en werkt hij aan een pocket editie van het Nieuwe Testament in het modern Syrisch. Samen met dochter Lucy keert Wright in 1864 terug naar Urúmíyyih. Slechts drie maanden later (4 januari 1865) overlijdt hij in het dorp Seir, in het huis van zijn collega Perkins, onder de zelf-gestelde diagnose ‘typhoïde koorts’. Hij wordt ter plaatse begraven.

Kaart van West-Azerbaijan, met Maku (Máh-Kú), Dilman (Salmás), Tchairi River (Chihríq rivier, nu Zola rivier), Urumiyah (Urúmíyyih), en Tabreez (Tabriz). Kaart 1854

Menigte bij een van de stadspoorten van Urúmíyyih. Foto 1904

Dr. Wright

Poort van Urúmíyyih

Citadel van Tabriz 1911

Zicht (naar het noorden) vanaf de citadel

Perzische soldaten. Ingekleurde foto Luigi Montabone 1862

Bronnen — J. Perkins: The Beloved Physician, a sermon occasioned by the death of the Rev. Austin H. Wright M.D. preached to the families of the Nestorian Mission, at Oroomiah, Persia, Feb. 8th 1865 [US National Library of Medicine, digital collections]; Zeitschrift der Deutschen Morgenländischen Gesellschaft - jaargang 5 - blz. 384-385 (Leipzig 1851) [Universitäts- und Landesbibliothek Sachsen-Anhalt]; Moojan Momen [ed]: The Bábí and Bahá’í Religions 1844-1944, Some Contemporary Western Accounts - Oxford 1981; Presbyterian Historical Society, Pearl digital collections; Austin Wright: Report to the American Oriental Society (1851); Austin Wright: A Short Chapter in the History of Bâbeeism in Persia (1853) [Bahá’í Library Online]; Harvard Library Digital Collections.

Ga terug naar: Geschiedenis in vogelvlucht