Politiek

Politiek - Stadhuis Rotterdam

Stadhuis van Rotterdam: “Moge ik beseffen dat alles klein is, gemeten naar God's maatstaf”

Uit brieven van het Universele Huis van Gerechtigheid over politiek

Politiek — Leden van de Bahá’í-gemeenschap, waar zij zich ook bevinden, vermijden deelname aan partijpolitiek of het zich inlaten met de politieke relaties tussen regeringen, en onthouden zich te allen tijde van betrokkenheid in de strijd om wereldlijke macht. Zij hebben deze weg gekozen in overeenstemming met de leringen van hun Geloof, opdat zij hun aandacht kunnen richten op het bereiken van het hogere doel van het vestigen van een vereende en welvarende samenleving. Deze keuze is niet bedoeld als kritiek op enige politieke partij of op de benadering gekozen door andere groeperingen. Onnodig te zeggen dat bahá’ís in het volgen van dit pad categorisch elke vorm van ordeverstoring of geweld afwijzen.

Hoewel zij partijpolitieke activiteiten vermijden, dienen bahá’ís krachtig deel te nemen aan constructief publiek debat en aan een breed scala van sociale ondernemingen die zijn gericht op de verbetering van de wereld en de vooruitgang van hun respectieve landen. Zij ondernemen die activiteiten met bescheidenheid, begrip en respect voor de heersende wetten en sociale toestanden, in een geest van leren en in samenwerking met gelijkgestemde groeperingen en individuen, ten volle vertrouwend op de kracht die inherent is aan het principe van eenheid in verscheidenheid en in de doelmatigheid van wederzijdse hulp en samenwerking.

Wat betreft deelname aan demonstraties, zijn individuele bahá’ís in elk land in principe vrij om deel te nemen aan pogingen, activiteiten, en vreedzame bijeenkomsten, die erop gericht zijn om prijzenswaardige doelen te bereiken zoals de verbetering van de positie van vrouwen, het bevorderen van sociale rechtvaardigheid, de bescherming van het milieu, het opheffen van alle vormen van discriminatie, en het beschermen van mensenrechten. Zouden zulke activiteiten echter dreigen af te dwalen van hun oorspronkelijke doel en een partijdig karakter beginnen aan te nemen of ontaarden in geweld, dan moeten zij vanzelfsprekend worden vermeden.

Bahá’ís stemmen in burgerlijke verkiezingen, zolang ze zich niet met een partij hoeven te identificeren om dit te doen. In dit verband beschouwen ze de overheid als een systeem voor het handhaven van het welzijn en de ordelijke vooruitgang van een samenleving en verbinden zij zich ertoe om de wetten van het land waar ze wonen na te leven, zonder toe te staan ​​dat hun innerlijke religieuze overtuigingen worden geschonden.

 

Bronnen — Brief van het Universele Huis van Gerechtigheid, 25 jan. 2010; Brief van het Universele Huis van Gerechtigheid, 2 mrt. 2013.

Bekijk naast Politiek ook: Universele Vrede en Mensenrechten

Ga terug naar: Geschiedenis in vogelvlucht of Bahá’í visie