Saichiro Fujita
Saichiro Fujita naast Shoghi Effendi
Op 9 november 1903 komt de dan 17-jarige Saichiro Fujita uit Yania in de zuidelijk gelegen Yamaguchi Prefectuur van Japan aan in San Francisco.
Terwijl hij een jaar later in Oakland naar de middelbare school gaat, leert Fujita het bahá’í echtpaar Kathryn en Alec Frankland kennen. Kathryn is in die tijd ziek en Fujita vraagt of hij voor 1.50 dollar per week het huishouden en de was mag doen. Dat mag, en zo maakt hij via hen kennis met het Bahá’í-geloof. In 1905 verklaart ‘de kleine eekhoorn’, zoals de Franklands ‘hun’ bedrijvige Japanner noemen, zich bahá’í. Ter bevestiging stuurt hij een brief naar ‘Abdu’l-Bahá.
Die schrijft in antwoord o.a.: — ‘Wees er zeker van dat uw naam staat opgetekend in het Boek van God. Het is te hopen dat u het Paradijs van het Koninkrijk zal binnengaan en kracht zal vinden om dát te bereiken wat de oorzaak is van de vooruitgang van de mensheid in zowel de wereld als in het Koninkrijk, en met een scherp oog, aandachtig oor, welsprekende tong en stralend gelaat zal dienen in de Wijngaard van God en de goddelijke blijde tijdingen zal verspreiden. Als u wordt bekrachtigd zoals zou moeten, zult u stellig een eeuwig koninkrijk vestigen. Dit koninkrijk is groter dan dat van de Mikado, want de soevereiniteit van de Keizer van Japan is slechts voor een aantal dagen, maar deze soevereiniteit is blijvend en zal bestaan voor de eeuwigheid. […] Het eerstgenoemde koninkrijk wordt gevestigd door de kracht van het zwaard, het verslindende vuur, en bloedvergieten, terwijl het laatstgenoemde Koninkrijk is gebouwd op vrijheid, glorie, grootheid en de liefde van God. Bedenk hoeveel verschil er tussen hen bestaat.’ —
Als ‘Abdu’l-Bahá in april 1912 in New York aan zijn lezingen-tour door Noord-Amerika begint, woont Fujita bij bahá’ís in Cleveland. Op 6 mei doet ‘Abdu’l-Bahá die stad kort aan, maar Fujita krijgt het bericht te laat en loopt hem mis. Terwijl ‘Abdu’l-Bahá vanuit Chicago, via Cleveland, doorreist naar Washington en New York, maakt Fujita plannen om hem bij zijn voorgenomen tweede bezoek aan Chicago wèl te ontmoeten.
Het is acht uur ’s-avonds als ‘Abdu’l-Bahá op 12 september voor de tweede maal Chicago aandoet. Het perron staat vol met belangstellenden en Fujita - klein van gestalte - klimt daarom in een lantaarnpaal om toch iets te kunnen zien. ‘Abdu’l-Bahá merkt hem op en wenk hem naar beneden. Fujita: — ‘Hij was erg aardig. Bij de ingang van het La Salle Station omhelsde hij mij, “Mijn Japanner.” En toen zei hij: “Volg me” en gingen wij [per auto] naar het huis van Mevr. [Corinne] True.’ —
Op uitnodiging van ‘Abdu’l-Bahá vergezelt Fujita hem op zijn reis naar Californië. In de daaropvolgende 6 weken bezoeken zij Denver, Glenwood Springs, Salt Lake City, San Francisco en Los Angeles, om op 1 november weer terug te zijn in Chicago.
Fujita vraagt ‘Abdu’l-Bahá of die hem als bediende mee wil nemen naar Haifa. ‘Abdu’l-Bahá stemt daarin toe, mits hij eerst elektrotechniek en tuinonderhoud zal studeren en andere praktische vaardigheden zal opdoen. Het gezin van Dr. True nodigt Fujita uit om ondertussen bij hen in Chicago te komen wonen.
In 1919 roept ‘Abdu’l-Bahá Fujita naar het Heilige Land. Hij reist via New York en Napels. In die laatste havenstad wacht hij een maand op een visum voor het nu onder Brits bestuur vallende Palestina. — ‘Het was moeilijk om naar Haifa te komen. Omdat ik ‘Abdu’l-Bahá had getelegrafeerd “ik kom” zorgde die ervoor dat Lord Allenby het consulaat in Rome telegrafeerde om het paspoort, het visum, af te geven, en zo bereikte ik Haifa.’ —
Over zijn aankomst in Haifa vertelt Fujita (in 1965): — ‘Op de eerste dag dat ik vanuit Amerika in Haifa aankwam, vlak nadat hij [in de ochtend] alle pelgrims had bezocht, gebaarde ‘Abdu’l-Bahá mij om mee te komen naar de kamer van het Grootste Heilige Blad [Bahíyyih Khánum]. “Nu wil ik”, zei hij, “dat je kennismaakt met de leden van de familie en jezelf thuis voelt.” Dat was een van de ontroerende voorrechten die ik had.’ —
Na de dood van ‘Abdu’l-Bahá (1921) blijft Fujita in Haifa. Daar is hij een trouwe steun voor Bahíyyih Khánum die enkele maanden de leiding van de internationale Bahá’í-gemeenschap op zich neemt, vooraleer Shoghi Effendi zijn taken als Behoeder daadwerkelijk aanvaardt. Zo is het Fujita die de Japanse bahá’ís namens haar informeert over de gebeurtenissen in deze droevige en kritieke periode.
In de jaren die volgen legt Fujita zich, onder leiding van de Behoeder, toe op de ontvangst en verzorging van de vele pelgrims. In 1923 schrijft Shoghi Effendi (aan een individuele gelovige): — ‘Onze toegewijde broer, Fujita-san maakt het goed in het Heilige Land, en is samen met de Dames van de Familie en mijzelf druk bezig met de verzorging van de verschillende pelgrims die deze dagen deze Heilige Plek bezoeken. Hij voert trouw en ijverig het werk uit dat hij zo van harte was begonnen in de laatste aardse jaren van de Meester.’ — En in een brief van drie jaar later: — ‘Ik heb niets dan bewondering voor hem. Hij is werkelijk een voorbeeldige assistent en dienaar van de Zaak …’
Het is 1936 als Fujita voor het eerst met verlof gaat naar Japan. Hij blijft daar drie maanden. Maar twee jaar later stuurt de Behoeder hem daar opnieuw naartoe, mogelijk in verband met de onrust in Palestina en de dreigende oorlog. Het contact gaat voor jaren verloren.
Nadat Shoghi Effendi in 1953 aan de Bahá’í Raad van Tokyo vraagt om Fujita op te sporen, lukt het twee Amerikaanse leden van die raad, kolonel John McHenry en Dr. David Earl - laatstgenoemde spreekt Japans - na dagenlang per auto het platteland van de Kansai regio te hebben doorkruist, om hem te vinden. Terwijl hij op een paspoort en visum wacht, woont Fujita bij de McHenry’s in Tachikawa (een satellietstad van Tokyo). Na in september 1955 in Nikko (de oude gedenkplaats voor de eerste shoguns, nabij Tokyo) nog de eerste Asian Teaching Conference te hebben bijgewoond, vertrekt Fujita opnieuw naar het Heilige Land om er zijn oude taken weer op te pakken. In de daaropvolgende 20 jaar wordt hij een vertrouwde figuur voor duizenden pelgrims vanuit de hele wereld.
Bij zijn overlijden in 1976 telegrafeert het Universele Huis van Gerechtigheid: — ‘Geliefde onvermoeibare, standvastige Saichiro Fujita heengegaan naar Abhá Koninkrijk na jarenlange dienst heilige drempel. Zijn rang in voorhoede eerste Japanse gelovigen. Zijn werk Wereld Centrum, zijn toewijding, nederigheid, oprechtheid, liefde zullen voor eeuwig worden herinnerd en een lichtend voorbeeld zijn voor komende generaties Japanse bahá’ís die met trots zullen zien op de onderscheidingen hem toegekend. Bidden heilige graftomben voortgang zijn stralende ziel onder liefdevolle genade van zijn Meester en Behoeder die hij beide zo goed heeft gediend.
Fujita bij aankomst in Haifa 1919
Fujita als chauffeur in Haifa
Bronnen — Barbara R. Sims: Traces That Remain. A Pictorial History of the Early Days of the Bahá’í Faith among the Japanese - Tokyo 1989; Sylvia Ioas: Interview of Saichiro Fujita - Haifa 1965; Edna True: Saichiro Fujita. In The Bahá’í World - volume 17 - p. 406-408; Keith Ransom-Kehler: Fujita San. In: The Bahá’í Magazine (Star of the West) - vol. 25 - 1934 - p.21.
Ga terug naar: Geschiedenis in vogelvlucht