Spreekbeurt van Yazdani in Zaandam
De Zaanlander 17 juli 1920
De ‘Esperanto-groepen in de Zaanstreek’ maken in het regionale dagblad De Zaanlander van zaterdag 17 juli 1920 bekend dat de heer Ahmad Yazdání uit Teheran in Perzië zondagochtend - dat is dus morgen al - zal spreken in het loge-gebouw van de Theosofische Vereniging aan de Westzijde 140 te Zaandam. Het onderwerp zal zijn ‘Bahaïsme, over ware wereldvrede en broederschap’. De vertaling uit het Esperanto is in handen van profesoro F. Faulhaber uit Amsterdam.
Vanaf het station is het pand van de Zaandamsche Loge der Theosofische Vereniging gemakkelijk te vinden: rechtuit de Stationsstraat inlopen, bij de T-kruising met de Westzijde naar links en doorlopen tot bij de Nederlands Hervormde Kerk. Daartegenover bevindt zich sinds 1915 het loge-gebouw van de theosofen.
Om 10 uur begint Yazdání aan zijn spreekbeurt. De 27-jarige geboren en getogen Amsterdammer Frits Faulhaber is vandaag de tolk. Faulhaber, die als ‘penseel-schrijver’ (letterschilder) werkzaam is bij de gemeente Amsterdam, is sinds 1912 esperantist en vooral actief in de Esperanto-arbeidersbeweging. In 1917-1918 had hij nog campagne voor het Esperanto gevoerd in het Nederlandse leger. Dit jaar is hij net voltijds bestuurslid geworden van de Federatie van Arbeiders-Esperantisten. Ja, Faulhaber is zeker een vooraanstaand Esperanto instruisto (leraar) en een geleerde in een vak waar de meeste academici weinig belangstelling voor tonen. Het is waarschijnlijk daarom dat hij in de advertentie als profesoro (professor) wordt betiteld.
Faulhaber leidt Yazdání als volgt in:
— ‘Alvorens over te gaan tot het doel van deze bijeenkomst, wil ik u een kleine inleiding geven over de overeenkomst van twee bewegingen die hier vertegenwoordigd zijn: het Bahaïsme en de Esperanto-beweging. Het Bahaïsme stelt zich o.a. ten doel het bevorderen van de wereldvrede en de universele broederschap, gegrond op de eenheid in de verschillende godsdienststelsels. Volgens de bahaïstische leer is de oorzaak van godsdiensthaat hierin gelegen, dat men in ’t algemeen zich verdiept in de vormen, die aan de verschillende godsdiensten eigen zijn en daardoor de grondwaarheden die aan alle godsdiensten gelijk zijn, uit het oog verliest. Een van de oorzaken, die de volkeren van verschillende natiën verhindert elkaar met vertrouwen tegemoet te treden, is wel het taalverschil. Het taalverschil is een van de hinderpalen die de bespoediging van de internationale vrede belet. Beide bewegingen vinden dus hun fundament in het verlangen naar vrede en broederschap. De Esperanto-beweging is verbreid over de gehele wereld. Een bewijs hiervoor is wel, dat de heer Yazdání, die hedenmorgen voor u zal spreken, uit Perzië is gekomen, alwaar de verbreiding van het Esperanto reeds goede vorderingen begint te maken. Wij esperantisten, vormen als ’t ware één grote broederschap over de gehele wereld. En zodra wij vernamen dat de heer Yazdání ons land zou bezoeken om propaganda te maken voor zijn idee, voelden wij ons geroepen hem als geestverwanten hierin bij te staan.’ —
— Frits Faulhaber
Yazdání:
— ‘Wij groeten U, geachte aanwezigen, en danken U dat gij zijt gekomen om de beginselen te vernemen van het Bahaïsme. Om het Bahaïsme te bestuderen, dient men het te behandelen in drie gedeelten: 1) De Geschiedenis, 2) De Beginselen, 3) De Bewijzen. Natuurlijk kan ik in deze vergadering slechts een algemene schets geven van de Bahai-beweging en zal U enige bijzonderheden van het Bahaïsme verklaren.
De Geschiedenis. In 1844 verscheen in Perzië een jongeling, welke geïnspireerd was om te verkondigen, dat de Wereldleraar, welke alle grote godsdiensten verwachten, spoedig zou verschijnen. Hij noemde zich de Báb, hetgeen betekent ‘deur’ of ‘poort’, omdat Hij als ’t ware de poort was van het rijk Gods op aarde. Hij verzekerde dat de grote Goddelijke Manifestatie spoedig zou verschijnen om het rijk van het Goddelijk Licht op aarde te stichten. In alle heilige boeken van verschillende godsdiensten wordt melding gemaakt van de komst van een groot wereldleraar, die het geluk, de verdraagzaamheid, universele vrede en broederschap zal komen brengen. De vorm waarin die belofte is gegeven, is verschillend, maar het wezen is hetzelfde.
Zoals ik zeide betekent Báb ‘poort’. Hij was de poort tot het Rijk Gods; zoals de vorige grote leraren, die in verschillende heilige boeken beschreven worden, zijn voorafgegaan door een voorloper, zo was de Báb de voorloper van Hem, die komen zou, hetgeen Hij voorspelde dat na 19 jaar zou gebeuren. De Báb ontmoette veel fanatisme; hij kreeg volgelingen en vijanden en de Perzische Mohammedanen verbanden de Báb van stad tot stad. Na zes jaren de komst van de Grote Leraar verkondigd te hebben, stierf de Báb de marteldood. Na de Báb stierven nog vele andere aanhangers en leiders der beweging de marteldood. Doch de beweging was hierdoor niet uitgeroeid en het ook in Holland bekende woord: ‘Het bloed der martelaren is het zaad der kerk’ was volkomen van toepassing op het Bahaïsme. Hoe meer Bahá’ís de marteldood stierven, des te groter werd de beweging.
Onder de toenmalige Bahá’ís was een zekere Bahá’u’lláh, die zeide dat Hij de vervulling was van de voorspelling van de Báb, hetgeen Hij bewees op grond van verschillende gegevens uit de heilige boeken. Hij werd het hoofd der beweging en gedurende Zijn leiding maakte het Bahaïsme grote opgang. Doch ook in Hem zag men gevaar. Men sloot Hem en Zijn familie op in een gevangenis in Barda [sic].
Niettegenstaande de leider onschadelijk was gemaakt, maakte het Bahaïsme toch voortgang en de Perzische regering verzocht aan de Turkse om Hem nog verder van Perzië te verwijderen en [deze] zond Hem naar een verre vesting waar Hij vier jaar doorbracht, waarna Hij werd opgesloten in de vesting Akka (St. Jean d’Acre, Palestina) een haven aan de Middellandse Zee.
Vijfentwintig jaar heeft Hij in die gevangenis doorgebracht en gedurende die tijd zat Hij niet stil, maar schreef brieven aan voorname personen, koningen en keizers, zelfs aan de Paus, over het komende Rijk Gods, de Universele Vrede en Broederschap, en raadde hen aan Zijn leringen te volgen.
Men spotte met de Vrede en vond dat alleen de wapens de ware Vrede konden brengen. Alle profeten, zeide men, hadden de mensen een dergelijke leer als Bahaïsme voorgehouden, doch de bewapening was het enig ware middel.
Voor Zijn dood benoemde Bahá’u’lláh Zijn oudste zoon tot Leider van de beweging. Het is ‘Abdu’l-Bahá, Hij bevindt zich thans te Haifa bij Jeruzalem.
De Beginselen van het Bahaïsme. Ten eerste. Het vrije onderzoek naar de waarheid. Wij moeten breken met het blindelings volgen van ouders en opvoeders en de waarheid zelf zoeken. Jezus zeide dat wij opnieuw geboren moesten worden. Dit betekent dat wij opnieuw moeten beginnen en wel naar ons eigen inzicht de waarheid te zoeken. Zelf moeten wij zoeken, zelf moeten wij vinden, opdat in ons de wijsheid worde geboren. Dit is het eerste en voornaamste beginsel. Als wij de waarheid zoeken, kunnen wij niet anders dan vrienden zijn. — Tot nog toe is het regel dat het kind van een Christen ook Christen werd, krachtens het geloof zijner ouders. Dan werd gezegd: Ik ben Christen omdat ik als Christen werd geboren, of: Ik ben Mohammedaan omdat ik als zodanig werd geboren. Dit is in alle godsdiensten hetzelfde. Christenen, Mohammedanen en Joden hebben de waarheid gezocht en in het Bahaïsme gevonden. In het Evangelie lezen wij, dat wie zoekt vinden zal; laat ons dan de waarheid zoeken.
Bahá’u’lláh zeide, dat wij moeten geloven in de eenheid van het mensdom. De mensen hebben verschillende kleuren, gewoonten, talen enz. en toch zijn zij allen mensen. Zij hebben allen dezelfde rechten. — Het bestaan van rangen in de maatschappij is onvermijdelijk, doch wij zijn één in geest. Wij moeten het fanatisme in vaderlandsliefde en godsdienst verlaten. Om de internationale vrede te grondvesten moeten wij geloven in één vaderland. De Bahá’ís denken niet aan verschillende landen. Er is slechts één vaderland.
Er zal moeten gesticht worden een ‘Kamer van Rechtvaardigheid’ of Internationaal Gerechtshof, waar omtrent geschillen, welke zijn ontstaan tussen verschillende volken, zou kunnen worden beslist. In dit Internationaal Gerechtshof zouden de afgevaardigden van alle volkeren zitting kunnen hebben. Wij huldigen de Volkenbond, alhoewel het niet de ware vrede is welke daardoor gesticht zal worden; het is slechts de ‘Vrede na de oorlog’ die gesloten wordt en de volkeren die niet rechtstreeks in de oorlog zijn betrokken geweest, zijn er niet in vertegenwoordigd, en de mogelijkheid van een nieuwe oorlog is niet uitgesloten. De afgevaardigden van alle natiën moeten zitting hebben in een dergelijk lichaam; eerst dan kan men naar een werkelijke Vrede streven. Deze ‘Kamer van Gerechtigheid’ is dus het Centrum van de regering.
In alle landen zijn tegenwoordig Bahá’ís te vinden. ’t Is mij om ’t even Holland of Perzië. Ik gehoorzaam aan de wetten van het land, waarin ik verblijf houd en wanneer er verandering in die wetten gebracht moet worden, moet het Bahaïsme eerst zo gegroeid zijn, dat wij er invloed op kunnen uitoefenen.
Bahaïsme is de Grote Vrede tussen alle natiën. Wij bedoelen met de Grote Vrede niet de vrede tussen de mensen onderling. Kleine geschillen zullen altijd wel blijven bestaan tussen mensen, maar wij wensen de hinderpalen, die tussen de volkeren bestaan, weg te nemen, want zij zijn een beletsel voor de Universele Vrede.
Als wij de geschiedenis der mensheid bestuderen, lezen wij dat enkelingen zich voegden tot een gezin, de gezinnen tot stammen, de stammen tot natiën. Het mensdom lijdt onder de druk van die scheiding in verschillende natiën. Zij moeten nu overgaan tot het verenigen van de natiën tot één vaderland. Alle heilige boeken hebben voorspeld dat eens de dag komen zal, waarop de Vrede zal verschijnen en het militarisme verdwijnen; en de munitiefabrieken zullen geen munitie meer maken, doch alleen nuttige artikelen vervaardigen. Het Bahaïsme is niet alleen een Ideaal, het is ook praktijk. Wij moeten beginnen met de veredeling van onszelf om de duurzame Vrede te grondvesten. Bahá’u’lláh gaf nog verschillende leringen, die het bereiken van de vrede kunnen bespoedigen.
Ten eerste. Een universele taal. Deze gedachte propageerde Hij reeds vóór 60 jaren, toen het Esperanto nog niet bestond. Een algemene taal is een noodzakelijk middel om de vrede te brengen. Er zijn vele talen en dit feit doet veel misverstand ontstaan. Toen ‘Abdu’l-Bahá, de opvolger van Bahá’u’lláh, voor een Esperantisten-bijeenkomst sprak, geraakte Hij zo enthousiast voor Esperanto, dat Hij besloot te trachten de raad van Zijn vader aangaande een universele taal in praktijk te brengen en alzo werd op het Bahá’í-Congres te New York officieel het Esperanto aangenomen. Zonder Esperanto zou ik in Holland niet kunnen leven en ik ben U allen dan ook zeer dankbaar voor het genoegen dat ik hier over de vrede heb kunnen spreken. Esperanto is zo logisch en gemakkelijk dat het met weinig moeite door iedereen te leren is. Vele mensen zeggen als ik over deze dingen spreek: ‘Ja, het is mooi, het is goed, het is prachtig’, maar zij blijven koud en zij vergeten. Zij leren niet. Men zegt: ‘Ja, wij hebben Eenheid, Liefde, Broederschap nodig’, maar zij vergeten en volgen niet, en deze slapheid is een moeilijkheid om de internationale vrede te bereiken. Esperanto wil daarom ook zeggen: hoop hebben, en dit zal ons aanmoedigen. ‘Abdu’l-Bahá schrijft Esperanto ter bestudering aan Zijn volgelingen voor. Het einddoel is dat alle kinderen op alle scholen door de hele wereld een aangenomen wereldtaal wordt geleerd. De grootste invloed voor Eenheid en Harmonie tussen de volkeren gaat uit van het leren van een universele taal. Reeds Bahá’u’lláh schreef over deze kwestie. Zolang die niet is verwezenlijkt zal misverstand de wereld afhouden van wederkerige samenwerking. Een universele taal maakt de wereld tot een huisgezin en zal de grootste drijfkracht zijn tot vooruitgang. De standaard van eenheid wordt er door omhoog geheven en de aarde wordt er door tot een Gemenebest gemaakt.
Ten tweede. De gelijkheid van man en vrouw. Ook die bestond voor 60 jaar nog niet, toen dit voor ’t eerst werd verkondigd door Bahá’u’lláh. Man en vrouw zijn gelijk, er bestaat geen verschil tussen hen. Dit is een bijzonderheid van de leer van Bahá’u’lláh, want alle vorige godsdienststelsels stelden de mannen boven de vrouwen. Dochters en zoons moeten dezelfde vorm van studie en dezelfde opvoeding meemaken. Eén wijze van opvoeding bevordert de eenheid onder het mensdom.
Verplicht onderwijs voor jongens en meisjes. Gij Hollanders hebt reeds verplicht onderwijs, maar gij leert wetenschap, uw kinderen moeten echter ook de moraal leren. Thans wordt nog geleerd dat de kinderen hun vaderland liefhebben. Maar het Bahaïsme leert, dat men de mensen, de wereld moet liefhebben. Over enkele jaren zullen de wetenschappen zich met de moraal verenigd hebben en dan komt het niet meer voor zoals tegenwoordig voorkomt, dat er doktoren in de rechten en ingenieurs zijn die de wetenschap machtig zijn, maar geen karakter hebben. Zonder moraal kunnen wij niet leven.
Wij hebben in deze materialistische wereld vele goede instellingen maar ook oorlogen … Tot Europa zeg ik: De wetenschap hebt ge, maar de zedeleer ontbreekt u. — De godsdienst moet met de wetenschap en rede in overeenstemming zijn. Men zegt: ‘God bestaat niet’, ‘Godsdienst deugt niet’, maar Godsdienst moet redelijk zijn; hij moet volkomen overeenstemmen met de wetenschap, zodat de wetenschap de godsdienst en de godsdienst de wetenschap moet wettigen. Zij moeten beide onverbrekelijk, wezenlijk samengebracht worden. Tot op de huidige dag zijn de mensen gewoon geweest iets te aanvaarden omdat het godsdienst werd genoemd, zelfs al stemde het niet overeen met de menselijke rede.
Alle mensen moeten slechts één weg volgen. Sommigen willen zich vasthouden aan oude godsdienstige tradities. ’t Is beslist noodzakelijk dat die ene weg gevolgd wordt. Het Bahaïsme is volmaakt, het is de omvatting van alle godsdiensten en onder de naam Bahá’í trachten wij het gehele mensdom te verenigen.
Om dit alles te geloven behoeft gij u niet vast te klemmen aan deze ene redevoering. Gij moet over het beginsel lezen en corresponderen met onze geestverwanten. Ik zal trachten in Den Haag een vereniging te stichten die de verbreiding van de Bahá’í-leer ten doel zal hebben en waar men lectuur kan verkrijgen.
Alle richtingen vinden een plaats in onze beweging, of zij Christelijk, Theosofisch, Islamitisch of Maçonniek zijn. Er zijn verschillende bewegingen die een doel hebben, doch die een ander beginsel, dat het hunne zou kunnen bespoedigen, laten liggen, bijv. de pacifistische vereniging gebruikt geen Esperanto. De feministische verenigingen gebruiken geen pacifisme en geen Esperanto. Voor de Vrede hebben wij alle bewegingen nodig. Hoe kunnen wij deze bewegingen verenigen? Naar mijn mening is dit alleen mogelijk in het Bahaïsme.
Ik moet nu eindigen. Ik geef U de raad te werken voor goddelijke liefde, want gij hebt de rust, de vooruitgang in Uw land behouden. In de wereld zijn thans veel mistoestanden. In de meeste landen woedt de oorlog of gevoelt men de naweeën ervan. Gij Hollanders zijt nog gezond, de ellende, waaronder de andere naties gebukt gaan, zijn U bespaard gebleven. Gaat gij de zieken genezen.
Wanneer er onder U zijn die mij nog iets te vragen hebben, dan kunnen zij dit per brief doen. Ik zal hen alle beantwoorden. Ieder mens heeft zijn eigen mening en van daaruit zijn vragen stellen. Zij allen moeten afzonderlijk beantwoord worden.
Verder kan ik U mededelen dat omtrent de waarheid en het tijdstip der komst van Bahá’u’lláh reeds vermeld staat in de Openbaring 11-12e hoofdstuk en in het 8e en 12e hoofdstuk van het Boek van Daniël. De berekeningen, welke hierin gegeven zijn, stemmen nauwkeurig overeen met de komst van de Báb en Bahá’u’lláh. Ik dank U voor Uw aandacht.’ —
— Ahmad Yazdání
Faulhaber vertaalt die ochtend niet alleen, hij legt de lezing ook vast, en zo verschijnt er diezelfde maand een verslag in Geestelijk Leven het maandblad van de Zaandamse theosofen. De redactie introduceert de publicatie als volgt:
— ‘Daar wij in Geestelijk Leven nog nooit over deze beweging schreven, achtten wij het wel de moeite waard, om een verslag van deze bijeenkomst op te nemen. Immers, gaat het ons vooral om de verbreiding van beginselen, die aan het eerste doeleinde der Theosofische Vereniging, het vormen van een kern van de broederschap der mensheid, bevorderlijk zijn. Dat de bahaïst Bahá’u’lláh (bet. “Licht van God”) als de Grote Leraar beschouwt, zoals de christenen de Christus, de boeddhisten de Boeddha, enz. is voor ons van minder belang, daar wij als theosoof geloven, dat vele malen en op velerlei plaatsen leden van de Grote Witte Loge zijn nedergedaald en zullen nederdalen om de Grote Waarheden opnieuw te verkondigen, doch het gaat om de waarde van de beginselen, en de gevolgen, die de toepassing ervan moeten hebben en van dit standpunt beschouwt, verdient o.i. de bahá’í-beweging ons aller aandacht.’ —
— Geestelijk Leven
Daarna volgt het (bovenstaande) woordelijke verslag van Yazdání’s lezing met een kort nawoord van Esperanto-vertaler Faulhaber:
— ‘Hoe wij allen ook denken over de Bahá’í-leer, dit moeten wij erkennen: Bahá’u’lláh en ‘Abdul-Bahá zijn mensen die trachten weg te nemen wat de mensen en volkeren verdeelt en op te zoeken hetgeen verenigt om hen te leiden naar het grote doel der mensheid: de algemene Broederschap.’ —
— Frits Faulhaber
Gebouw van de Zaandamsche Loge der Theosofische Vereniging
Frits Faulhaber
Bronnen — Geestelijk Leven juli 1920; De Zaanlander 17 juli 1920; Noord-Hollands Archief Haarlem; Gemeentearchief Zaanstad.
Lees ook: De reis van ‘Abdu’l-Bahá’s Tafel aan Den Haag
Ga terug naar: Nederlandse geschiedenis