Voortreffelijkheid
Laten uw daden een gids zijn voor de gehele mensheid.
In de woorden van Bahá’u’lláh
— Zeg: Hoed u, o volk van Bahá, dat u niet de wegen bewandelt van hen wier woorden verschillen van hun daden. Span u in dat u in staat mag zijn de tekenen Gods bekend te maken aan de volkeren der aarde, en Zijn geboden te weerspiegelen. Laten uw daden een gids zijn voor de gehele mensheid, want de belijdenissen van de meesten, of zij nu hoog of laag zijn, verschillen van hun gedrag. Het is door uw daden dat u zich kunt onderscheiden van anderen. Door hen kan de helderheid van uw licht de gehele aarde beschijnen. Gelukkig is de mens die Mijn raad ter harte neemt en zich houdt aan de leringen die zijn voorgeschreven door Hem Die de Alwetende, de Alwijze is.
— Laat iedere ochtend beter zijn dan de avond tevoren en iedere volgende dag rijker dan de dag van gisteren. De verdienste van de mens ligt in dienstbaarheid en deugd, niet in het vertoon van rijkdom en overvloed ... Hoed u voor luiheid en ledigheid en klem u vast aan dat wat mensen tot voordeel strekt, of zij nu jong of oud, hoog of laag zijn.
In de woorden van ‘Abdu’l-Bahá
— Span u dan tot het uiterste in, opdat de zuiverheid en heiligheid waar ‘Abdu’l-Bahá bij uitstek van houdt, het volk van Bahá zal onderscheiden; opdat het volk van God alle andere mensen in iedere vorm van voortreffelijkheid zal overtreffen; opdat zij zowel uiterlijk als innerlijk ver boven de overigen zullen staan; opdat zij in zuiverheid, smetteloosheid, verfijning en het behoud van gezondheid de leiders zullen zijn in de voorhoede van hen die weten. En dat zij door hun onthechting, door hun kennis en door hun zelfbeheersing, tot de eersten onder de zuiveren, de vrijen en de wijzen zullen behoren.
— … zij moeten in ieder aspect van hun leven die eigenschappen en deugden tonen die uit God geboren zijn, en opstaan om zich te onderscheiden door hun goede gedrag. Zij dienen hun aanspraak Bahá’ís te zijn te rechtvaardigen met dáden en niet door de naam. Hij is een ware Bahá’í die er dag en nacht naar streeft om te groeien en voort te gaan op het pad van menselijke inspanning, wiens dierbaarste wens het is om zó te leven en te handelen dat hij de wereld verrijkt en verlicht; wiens bron van inspiratie de essentie van goddelijke deugd is; en wiens levensdoel het is zich zo te gedragen dat hij de oorzaak is van oneindige vooruitgang. Alleen wanneer hij dergelijke volmaakte gaven bereikt kan men van hem zeggen dat hij een ware Bahá’í is. Want in deze heilige Beschikking, de bekroning van voorbije tijden en perioden, is waarachtig geloof niet louter de erkenning van de Eenheid van God, maar veeleer het leiden van een leven dat alle volmaaktheden en deugden toont die zo’n geloof met zich meebrengt …
Bron — Excellence in All Things; a Compilation Prepared by the Research Department of the Universal House of Justice - November 1981 Revised November 1990
Bekijk naast Voortreffelijkheid ook: De Mens en Deugden-spel
Ga terug naar: Geschiedenis in vogelvlucht of Bahá’í visie