wederzijds respect

Wederzijds respect

Inter-religieuze dialoog over eenheid. Koninklijk paleis te Oslo, 29 oktober 2015

 

Passages uit een brief van het Universele Huis van Gerechtigheid

— […] De Bahá’í-leringen verkondigen ondubbelzinnig de essentiële eenheid van God en de eenheid van alle religies. ‘Er kan geen twijfel over bestaan’, zo verklaart Bahá’u’lláh, ‘dat de volkeren van de wereld, van welk ras of religie zij ook zijn, hun inspiratie putten uit één hemelse Bron, en de onderdanen zijn van één God.’ Hij legt uit dat de Grondleggers van de wereldreligies, de grote universele Opvoeders van de mensheid, één gemeenschappelijk doel delen om de mensheid te verenigen en de vooruitgang van de beschaving te verzekeren. ‘Zij verblijven allen in hetzelfde tabernakel, bewegen zich in dezelfde hemel, zetelen op dezelfde troon, spreken dezelfde woorden en verkondigen hetzelfde Geloof.’ Hij spoort de volkeren van de wereld aan om ‘met de volgelingen van alle religies om te gaan in een geest van vriendelijkheid en kameraadschap.’ En Hij verklaart verder:

‘Dat het de verschillende geloofsgemeenschappen op aarde, en de vele vormen van religieus geloof, nooit toegestaan mag worden om gevoelens van vijandigheid onder de mensen aan te wakkeren, is in deze Dag de kern van het Geloof van God en Zijn religie. Deze principes en wetten, deze stevig gevestigde en machtige stelsels, zijn voortgekomen uit één Bron en zijn de stralen van één Licht. Dat zij van elkaar verschillen is te wijten aan de uiteenlopende eisen van de tijdperken waarin zij werden verkondigd.’

— Tegelijkertijd waarschuwt Bahá’u’lláh ernstig voor de verderfelijke gevolgen van religieus vooroordeel, en verklaart Hij dat ‘religieus fanatisme en haat een wereld-verslindend vuur zijn, welks geweld niemand kan doven. Slechts de Hand van de Goddelijke Kracht kan de mensheid verlossen van deze alles vernietigende aandoening.’ Hij roept bahá’ís op om zodanig te handelen dat ‘het tumult van religieuze onenigheid en strijd dat de mensen van de aarde verontrust kan worden gestild, en elk spoor ervan volledig kan worden uitgewist.’

— ‘Abdu’l-Bahá benadrukt dat ‘de goddelijke religies de oorzaak moeten zijn van eenheid onder de mensen, en de middelen van vereniging en liefde; zij moeten de universele vrede verkondigen, de mens bevrijden van elk vooroordeel, vreugde en blijdschap schenken, alle mensen vriendelijkheid betonen, en alle verschillen en onderscheid wegnemen.’ Hij merkt verder op dat ‘religie de oorzaak moet zijn van vriendschap en liefde. Als zij de oorzaak van vervreemding wordt, dan is zij niet nodig, want religie is als een geneesmiddel; als dat de ziekte verergert, wordt het overbodig.’ Het doel van ware religie is dan ook om goede vruchten voort te brengen, en als, in de naam van religie, conflicten, vooroordelen en haat worden veroorzaakt onder de mensen, dan is dat te wijten aan feilbare menselijke interpretaties en voorschriften die overwonnen kunnen worden door de goddelijke waarheid te zoeken die de kern vormt van elke religie. ‘Moge fanatisme en religieuze onverdraagzaamheid totaal onbekend zijn,’ zo dringt hij aan, ‘de hele mensheid de band van broederschap binnentreden, mensen in perfecte overeenstemming met elkaar omgaan, de landen van de aarde eindelijk de banier van waarheid hijsen, en de religies van de wereld de goddelijke tempel van eenheid binnengaan, want de grondslagen van de hemelse religies zijn één Werkelijkheid.’

— Religieus vooroordeel vormt een enorme hindernis in de vooruitgang en het welzijn van de mensheid. Dit vooroordeel, samen met vele andere, doordringt de structuren van de samenleving en wordt systematisch in het individuele en collectieve bewustzijn geprent. In feite wordt het vaak opzettelijk gekoesterd en uitgebuit door manipulatie en propaganda, met behulp van methoden die de waarheid negeren en egoïstische agenda’s bevorderen ten dienste van politieke of andere doeleinden. Een bestuurssysteem dat past bij een volwassen mensheid, zal na verloop van tijd afstand doen van dergelijke manieren om mensen te verdelen teneinde macht te verkrijgen en te consolideren, om agenda’s te promoten die alleen bepaalde groepen of segmenten van de maatschappij ten goede komen ten koste van andere, en om de massa’s te sturen ‘naar juist dat vooroordeel en fanatisme dat de basis van de eigenlijke beschaving ondermijnt.’ Het zal in plaats daarvan mensen verenigen en middelen en hulpbronnen aanwenden om ‘de vrede, het welzijn en het geluk, de kennis, cultuur en industrie, de waardigheid, waarde en rang van het gehele mensenras’ te bevorderen.

— De destructieve gevolgen van religieus vooroordeel zijn daarom een grote zorg voor de Bahá’í-gemeenschap. De eenheid der mensheid is tenslotte de spil rond welke alle leringen van Bahá’u’lláh zich bewegen en tegelijk het programma en het uiteindelijke doel van het Bahá’í-geloof. De verbetering van de wereld, zijn eigenlijke streven, wordt door deze aandoening vertraagd. Daarnaast heeft de Bahá’í-gemeenschap zèlf bijna twee eeuwen lang geleden onder de directe gevolgen van religieus vooroordeel, vooral in het land van haar geboorte.

— Toch vertrouwen bahá’ís erop dat de volkeren van de wereld in de loop van de tijd zullen leren om de gesel van religieus vooroordeel af te zwakken en uiteindelijk te elimineren. Alle mensen hebben het recht op vrijheid van geweten en geloof, het recht om die overtuigingen tot uitdrukking te brengen, en de plicht om dezelfde rechten van anderen te eerbiedigen. Zij kunnen elkaar dan met wederzijds respect tegemoet treden en in hun gedeelde waarden een gemeenschappelijk doel en eenheid van actie vinden die bijdraagt aan de opbouw van een betere wereld. De Bahá’í-gemeenschap streeft er op haar beurt naar om op verschillende manieren patronen van verdraagzaamheid, samenwerking en verbondenheid te bevorderen. […] —

 

Bron — Brief van het Universele Huis van Gerechtigheid aan een individuele gelovige, 27 december 2017

Lees ook: Mensenrechten en Progressieve Openbaring

Ga terug naar: Bahá’í Visie