Winkler Prins
Winkler Prins Encyclopedie
Vanaf 1884 verschijnt de tweede editie van Winkler Prins’ Geïllustreerde Encyclopedie. Het naslagwerk is ‘naar de nieuwste bronnen herzien en aanmerkelijk vermeerderd’ en dat heeft er onder meer toe geleid dat het lemma ‘Babi’ dit keer niet ontbreekt.
Antony Winkler Prins (1817-1908) gaat in 1835 studeren aan de Utrechtse Hogeschool. Hij volgt zowel colleges wis- en natuurkunde als klassieke letteren. Na twee jaar van ‘stoere studie, afgewisseld met de genietingen van het gezellig studentenleven,’ doet hij met succes het kandidaatsexamen in beide vakken. Hij kan zijn studie echter niet afmaken. Zijn vader, een gemeente-arts op Schiermonnikoog, kan dat niet bekostigen.
En zo verhuist Winkler Prins naar Amsterdam waar hij aan het Seminarie der Doopsgezinden theologie gaat studeren, iets waartoe hij door het verkrijgen van een beurs in staat wordt gesteld. Na deze studie werkt hij vanaf 1841 als predikant in achtereenvolgens Tjalleberd (Friesland) en Veendam (Groningen). Hij predikt, geeft les, schrijft gedichten en publiceert in kranten en tijdschriften, vooral over letterkunde en wetenschap - zijn liefde voor de natuurwetenschappen blijkt onverminderd.
Mede onder invloed van de Vrijmetselarij - Winkler Prins zal in 1878 mede-oprichter zijn van loge Het Noorderlicht in Veendam - streeft hij naar een verzoening tussen wetenschap en religie, om zo ‘de mens tot een machtiger gebieder over de natuur te verheffen.’ Hij schrijft in dat verband:
— ‘De tempel der wetenschap kan niet opgetrokken worden op de grondslag des geloofs zonder zijn eigenaardig karakter te verliezen. Beide heiligdommen, dat des geloofs en dat der wetenschap, staan onvoltooid naast elkander. Zij zijn bestemd om volgens de eeuwige wetten der harmonie één enkel gebouw te vormen, wanneer beide een genoegzame hoogte bereikt hebben om er een tweede gemeenschappelijke verdieping op te plaatsen, waar het altaar der duurzame verzoening van geloof en wetenschap zich verheffen zal. Daarom brengt een gestadige ontwikkeling van de wetenschap der natuur ons nader tot Hem, wien wij huldigen in ons kinderlijk geloof.’ —
— Winkler Prins
Ondertussen ontwikkelt Winkler Prins zich tot een radicaal pacifist, die naar het voorbeeld van Tolstoy van oordeel is dat een kleine troepenmacht voor handhaving van de binnenlandse orde voldoende is en dat Nederland beter zijn geld kan besteden aan de oprichting van scholen. En dus zorgt hij er bijvoorbeeld voor dat er in 1866 in Veendam een Hogere Burgerschool (HBS) komt, die vanaf 1872 ook toegankelijk zal zijn voor meisjes.
In 1868 begint Winkler Prins aan wat zijn meesterwerk zal worden: een Nederlandse geïllustreerde encyclopedie. De Amsterdamse boekhandelaar C.L. Brinkman, bekend van zijn schoolboeken en tijdschriften over bouwkunde en werktuigkunde, wil naar Duits voorbeeld een ‘conversatie-lexicon’ — een woordenboek waar men naar grijpt als de conversatie stokt — op de markt brengen en vraagt hem om de hoofdredactie daarvan op zich te nemen. Een biograaf van Winkler Prins schrijft over de doelstelling:
—‘De onstuimige vaart van de natuurwetenschappen, de ontwikkeling van de geografie, de sterrenkunde, de biologie, had menig leek op het gebied van deze terreinen een achterstand in - wat men zou kunnen noemen - algemene beschaving gebracht. Als men over bepaalde onderwerpen praatte, hield men niet voldoende rekening met wat de nieuwe wetenschappen hadden gevonden. De wereld was ontdekt, meende men, vele geheimen van het uitspansel waren bekend geworden, men had een blik in zichzelf kunnen slaan, welnu, als “de beschaafde leek” over deze dingen sprak bij het haardvuur des winters of op lange zomeravonden, dan moest hij in de gelegenheid worden gesteld zich snel een oordeel te kunnen vormen over elke tak van wetenschap. Daarvoor moest Brinkman’s encyclopedie dienen.’ —
— H.A. Lunshof
De wat hij noemt ‘reuzencompilatie’ schrijft Winkler Prins grotendeels alleen. Hij heeft slechts een viertal medewerkers, waaronder twee leraren van ‘zijn’ HBS. Het eerste deel is in december 1869 af. Het 16e en laatste deel volgt in oktober 1881. Het naslagwerk bevat weliswaar geen apart lemma over de ‘Babis’ of het ‘Babisme’, maar het onderwerp komt wel in het voorbijgaan ter sprake onder het trefwoord ‘Perzië’. Winkler Prins schrijft daar (oorspronkelijke spelling):
— ‘Sedert eenige tientallen van jaren is door Mohammed Ali, een sejid uit Sjiraz, ook de secte der Babi gesticht. Hij noemde zich Bab (Poort), omdat men alleen door hem tot God kon komen, en zijne volgelingen ontvingen den naam van Babi. Zij worden in Perzië vervolgd en ter dood gebragt, maar tellen niettemin millioenen zielen. Daar hunne leer vele uitwendige plechtigheden afschaft en zich in vele opzigten boven die van Mohammed verheft, gaat deze secte volgens veler oordeel eene belangrijke toekomst te gemoet.’ —
— Winkler Prins 1878
Met voldoening constateren uitgever en hoofdredacteur dat er een groeiende vraag naar hun Geïllustreerde Encyclopedie is ontstaan. Een tweede druk verschijnt tussen 1884 en 1888. Dit keer ontbreekt het lemma ‘Babi’ niet. Het artikel beslaat een kwart pagina en begint en eindigt met:
— ‘Babi is de naam der aanhangers eener nog jeugdige Mohammedaansche sectie in Perzië. [...] Veel meer dan de Islam komt het Babismus overeen met den oordeelkundigen geest der hedendaagsche Perzen en het is niet onwaarschijnlijk dat deze thans nog verdrukte secte aldaar later eene belangrijke rol zal vervullen.’ —
— Winkler Prins 1884
Aan de derde druk, die tussen 1905 en 1912 beschikbaar komt, schrijft Winkler Prins vanwege zijn leeftijd niet meer mee. Zijn taak als hoofdredacteur wordt overgenomen door de schoolboeken-schrijver Henri Zondervan, leraar aardrijkskunde en geschiedenis aan de Hogere Burgerschool te Groningen. Meer dan zijn voorganger, die verreweg de meeste trefwoorden zelf had beschreven, maakt Zondervan gebruik van ‘geleerden en specialiteiten’ om de zeer uiteenlopende lemma’s uit te werken. De wetenschappelijke invalshoek bewaakt hij daarbij minstens zo angstvallig als zijn voorganger, hetgeen bijvoorbeeld blijkt uit een breuk met de priester-redacteur voor zoektermen die de Rooms-Katholieke Kerk betreffen.
Bij het verschijnen van het tweede deel van deze derde druk - met daarin opnieuw het lemma ‘Babi’ - recenseert het Algemeen Handelsblad:
— ‘Wij hebben dat deel met zorg doorbladerd— men kan niet verwachten dat een encyclopedie zal gelezen worden, wel dat erin gelezen zal worden — en daarbij opnieuw gelegenheid gevonden op te merken, met welk een zorg het samenstellen van dit zware werk onder de leiding van de heer Zondervan geschiedt. Dat een Nederlandsche encyclopedie een plaats naast de grote Duitsche Konversation-Lexikons in onze boekenkast behoort in te nemen, is door de uitgave van dit tweede deel opnieuw duidelijk gebleken. […] En als wij gaan vergelijken, de Nederlandsche Encyclopedie gaan leggen naast de grote Duitsche Konversations-Lexikons, dan vinden wij vaak het bewijs, dat dit Nederlandsche woordenboek niet achterstaat, dikwijle uitvoeriger en beter is dan zijn collega’s.’ —
— Algemeen Handelsblad, 25 oktober 1905
Het artikel over de ‘Babi’ (inclusief de woorden Bab, Babieten en Babisme) beslaat een halve pagina, bevat geen waardeoordelen en is opvallend correct, zeker naar maatstaven van die tijd. Aan welke bronnen de anonieme auteur zijn informatie ontleent wordt echter niet vermeld.
Zondervan zal ook de hoofdredacteur zijn voor de vierde editie van Winkler Prins’ encyclopedie. Als daarvan in 1915 het tweede deel verschijnt, wordt daarin bij de lemma’s ‘Babi’ en ‘Babisme’ doorverwezen naar een pagina-lange beschrijving van het ‘Bahaïsme’. Die is ook dit keer neutraal en objectief. Naast de term Babisten worden in het artikel nu ook ‘Abbas Effendi, Abdoel Baha, Bahaisten, Baha’o’llah, Kitab-el-Ikan en Masjrak-el-azkar’ genoemd. Een ander belangrijk verschil met de derde druk is de toevoeging van een relatief uitvoerige bron- en literatuur-vermelding. Bij het verschijnen van dit deel merkt men in Nederlands-Indië op:
— ‘Weldra zal het 50 jaar geleden zijn, dat met de eerste uitgaaf van dit thans zo populaire werk werd begonnen, en thans is reeds de vierde druk ter perse. Dit feit is het beste bewijs, voor de goede naam, die deze Encyclopedie bezit. Wij menen dat deze uitgave in geen enkel opzicht bij de gelijksoortige buitenlandse achterstaat, integendeel deze hier en daar overtreft, en voor de Nederlandse gebruiker volstrekt de verkieslijkste mag heten. […]
Nadat de Heer H. Zondervan bereid was gevonden om andermaal de hoofdredactie te aanvaarden, werd de gehele inhoud gesystematiseerd in rubrieken, welke voor de herziening in handen werden gesteld van een aantal redacteuren, ieder op zijn gebied bij uitstek bevoegd om te beoordelen wat ontbreekt of wat verbetering behoeft. Artikelen welke zij als ontbrekend aanwijzen, zullen nieuw geschreven worden door specialisten, zodat het aantal medewerkers wellicht nog groter worden zal, dan bij de derde druk het geval was; ofschoon ook daarvoor duizenden artikelen nieuw geschreven zijn.’ —
— Het Nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië, donderdag 29 juli 1915
Voor het algemene publiek is de Winkler Prins Encyclopedie tot ver na de Tweede Wereldoorlog waarschijnlijk de meest gebruikte bron van informatie over het Bahá’í-geloof. Vanaf de 90-er jaren zal de ‘persoonlijke computer’ en het Internet met zijn ‘zoekmachines’ het naslagwerk als handige en betrouwbare informatiebron verdringen. Het laatste deel van de papieren Winkler Prins - de 9e editie van in totaal 26 delen, inclusief een wereldatlas - verschijnt in 1995.
Carel Leonhard Brinkman (1820-1881)
Anthony Winkler Prins (1817-1908)
Advertentie in de Opregte Haarlemsche Courant van donderdag 14 januari 1869
Doopsgezinde kerk met pastorie in Veendam waar Winkler Prins zijn encyclopedie schreef.
Winkler Prins 1e editie 1878
Winkler Prins 4e editie 1915
Bronnen — Opregte Haarlemsche Courant, 14 januari 1869; Arie Cornelis Kruseman: Bouwstoffen voor een geschiedenis van den Nederlandschen boekhandel gedurende de halve eeuw 1830-1880. Deel 2 (1887); Algemeen Handelsblad, 25 oktober 1905; De Tijd, 9 december 1905; Het Nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië, 29 juli 1915; Biografisch Lexicon voor de Geschiedenis van het Nederlands Protestantisme; Joh. Dyserinck: ‘Levensbericht van A. Winkler Prins’. In: Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1909; H.A. Lunshof: Leven zonder demon, Een levensschets van Anthony Winkler Prins - Amsterdam 1950; De Bibliotheek der Nederlandse Letteren; Groninger Archieven.
Ga terug naar: Nederlandse geschiedenis